Onderstaand verhaal over het Tegelen in de Tweede Wereldoorlog is geschreven door Willem Kurstjens. Hij schreef dit aan de hand van reclameborden van het merk Persil, die de Duitse soldaten de weg door Tegelen moesten wijzen.

Heb je andere onderzoeksuggesties of op- en aanmerkingen, laat dit dan vooral weten aan Willem (willemkurstjens@gmail.com).

 

Deel 1 – door Willem Kurstjens

Onlangs kreeg ik een mail van Jan Brauer, dr. Jan Brauer sinds een paar jaar, nadat hij is gepromoveerd op een studie over de Limburgse grensstreek voor de Tweede Wereldoorlog, Over de grens getiteld. In dat informatieve en leesbare boek beschrijft Jan wat de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland in onze contreien teweegbracht. Nu is hij bezig met een onderzoek naar de Duitse overval op de Maasbruggen in Roermond en Gennep op 10 mei 1940. HIj vroeg mij of ik wist dat Duitse soldaten in Tegelen op die dag met behulp van Persil-reclameplaten hun weg naar de oever van de Maas hadden gevonden.

Hij sloot twee proces-verbalen bij die hij in het archief van Roermond had gevonden.

Huis aan de Kaldenkerkerweg met op de rechterzijmuur de Persilreclame (trucagefoto, Willem Kurstjens)

Het eerste proces-verbaal was dat van een gesprek tussen H.J. Vissers, officier-fiscaal (nu zouden we zeggen speciale aanklager) te Roermond en een zekere J.W.C. Verheijden uit Baarlo op 29 augustus 1948. Verheijden had voor de oorlog in Duitsland gewerkt als chemigraaf (= iemand die in koper of zink etst met chemische procedés) en zich onder andere beziggehouden met het ontwerpen van Duitse stafkaarten. Vissers vroeg Verheijden of hij iets wist van het gebruik van merknamen op die kaarten, zoals van de schoenencrème Erdal. Ja, dat wist Verheijden wel, alleen niet voor Erdal, maar voor Ata en Persil. Ook kwamen er op deze kaarten letters, cijfers en pijlen voor, zoals B.J.C. voor de Maasbrug in Roermond. Net als Jan Brauer nu probeerde Vissers destijds een beeld te krijgen hoe die overval had kunnen plaatsvinden.

Het tweede proces-verbaal was van de hand van Jan Hendrik Boschker, hoofdagent van politie in Tegelen en onbezoldigd rijksveldwachter. Hij had van dezelfde officier-fiscaal een verzoek gekregen voor meer informatie over het gebruik van reclameplaten in de meidagen en bracht daarvan op van 7 mei 1948 verslag uit. Kennelijk had Vissers gehoord dat Boschker ter zake deskundig was. Boschker schreef hem uitvoerig over het gebruik van twee Persil-reclameplaten als wegwijzer voor de Duitse troepen. Het ene was aangebracht tegen de gevel het huis Op het Veld op de Kaldenkerkerweg en de andere tegen de zijgevel van het pand Oehlen aan de Sint Martinusstraat.

Het eerste bord liet iemand zien die een stuk stof omhoog hield met als opschrift: Niet nieuw maar gewassen met Persil, met het gezicht naar het westen en de hand zo ver mogelijk naar het noorden, waar een onbeduidend landweggetje was. Toen de Duitsers tijdens de inval van 10 mei op de Kaldenkerwerkweg op een betonversperring stuitten, waren ze dat landweggetje ingeslagen voor een omtrekkende beweging.

Het pand Oehlen op de hoek Grotestraat-Martinusstraat (archief fotografie Jan Oehlen, trucagefoto, Willem Kurstjens)

Het tweede bord toonde iemand met een bus schuurmiddel in de hand die deze persoon zo ver mogelijk naar links uitstak. Toen op 10 mei een Duitse tankbemanning het spoor in het centrum van Tegelen bijster was en vanaf het Wilhelminaplein terug naar Venlo wilde rijden, viel hun oog op dit bord en sloegen zij deze straat in. Het was op dat punt de snelste weg naar de Maas.

Boschker was ervan overtuigd dat deze gebeurtenissen zonneklaar wezen op het gebruik van deze reclameplaten als wegwijzers en vermeldde ook dat de politie verschillende van dit soort platen in Tegelen had weggehaald. Hij schreef echter ook dat hij, aangezet door geruchten die in Tegelen de ronde deden, op de dag van de inval Duitse soldaten en officieren in hun kwartieren had opgezocht en had gevraagd naar het gebruik van merknamen en merktekens op stafkaarten, maar dat zij hierover niets bleken te weten. Dit had hem niet tot andere gedachten gebracht.

Reclameplaat van Persil dat overduidelijk als richtingwijzer zou kunnen dienen. Origineel uit 1920.

WIE WAS BOSCHKER?

Was Jan Hendrik Boschker een fantast? Daarover is niets bekend. We weten maar weinig van hem. Plaatselijk genealoog Hans Bos wist me alleen te vertellen dat hij in 15-5-1895 in Lichtenvoorde is geboren en was gehuwd met de drie jaar oudere Wilhelmina Theodora Rutjes uit Zeddam. Hij was eerst politieagent in ’s Hertogenbosch waar twee kinderen werden geboren en daarna in Tegelen, waar nog vier kinderen ter wereld kwamen. Hij overleed op 24-2 1963 in Tegelen. Dialectauteur Carel Ververs schrijft in zijn boek Versjot geej mich nag? dat Boschker in de loop van de jaren dertig naar Tegelen kwam en ging wonen in het huis van veldwachter Gartsen. Samen met Vuren, Valkenburg, Wienemuller en Van Hinthem behoorde hij tot een nieuwe generatie wetshandhavers, minder veldwachter, meer politieagent. Wat het verschil precies was, zegt hij niet. Wel schrijft hij nog dat  Boschker goed kon schaatsen. Daarmee kon je een potje breken bij Carel, die zelf dol was op schaatsen,

 

PLAKKATEN EN BORDEN

Boschker heeft het in zijn proces-verbaal over reclameplaten of plakkaten. Deze zijn gemaakt van dik papier of karton en worden met lijm aangebracht op een muur of een houten bord, zoals dat o.a. gebeurt met verkiezingsaffiches. Over het tactisch gebruik van zulke plakkaten in oorlogstijd is bij mijn weten niets bekend. Dat ligt anders voor reclameborden van emaille. Over de achterkant van deze borden heeft dr. Lou de Jong het in zijn boek De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog, maar alleen met betrekking tot België en Frankrijk. Voor België vermeldt hij daar aan de vooravond van de oorlog van 1914 het gerucht ging dat Vijfde Colonnisten tekens hadden aangebracht aan de achterzijde van reclameborden van het merk Pacha, fabrikant van cichorei. Voor Frankrijk vermeldt hij dat daar in augustus 1914 het gerucht ging dat de ten dele met Duits kapitaal werkende firma Maggi de Franse bevolking wilde vergiftigen met melk én aan de achterkant van haar reclameborden langs Franse wegen geografische aanwijzingen voor het Duitse invasieleger zou hebben aangebracht. Vele ‘Maggi’-winkels werden geplunderd en in brand gestoken. Ook gelastte de Franse regering op 18 augustus 1914 de verwijdering van alle Maggi-reclameborden. Dat gebeurde ook in België. Het uit Frankrijk komende bericht over de Maggi-borden leidde er in Londen toe dat daar ‘schroevendraaier-groepen’ gevormd werden om de achterzijde van alle emaillen reclameborden te inspecteren. Ook Pascha-borden werden aan de achterkant onderzocht op geografische aanwijzingen die daar door Vijfde Colonnisten waren aangebracht. Volgens De Jong is het allemaal onzin. Hij wijt dit en andere verdachte tekens in het landschap aan overspannen angstfantasieën: voor hem waren het irreële ‘bewijzen’ waaraan de emoties behoefte hadden.

 

Bronnen:

  • Jong, de L.: De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 1953), p. 319 e.v.

 

Deel 2 – door Willem Kurstjens

De vorige keer heb ik het gehad over het verzoek van historicus Jan Brauer om uit te zoeken wat er waar is van het verhaal dat Duitse soldaten op 10 mei 1940 hun weg door Tegelen hebben gevonden aan de hand van Persil-reclameplaten, zoals de Tegelse hoofdagent Boschker in een naoorlogs proces-verbaal beweerde. Tijdens mijn onderzoek vond ik tot dusver alleen iets over het gebruik van de achterkant van reclameborden tijdens de Eerste Wereldoorlog in België en Frankrijk. Over het tactische gebruik van de voorkant van reclameborden of reclameplaten is noch in druk noch op internet iets te vinden.

 

PERSIL DUITSLAND

Foto van een locatie in Tegelen met op de zijmuur een Persilreclamebord (trucagefoto, Willem Kurstjens)

Wat zegt men er bij de firma Henkel-Persil in Düsseldorf zelf over? Vooraf wil ik graag vermelden dat het bedrijf in 1936 door de Hitlerkliek werd ‘ausgezeichnet’ als ‘NS-Müsterbetrieb’of wel modelbedrijf voor het regime. Alle bestuurs- en directieleden waren partijlid en sommigen vervulden ook een actieve rol in de plaatselijke politiek. Het zou dan ook niet zo vreemd zijn als zij zich aan de vooravond van de Duitse inval voor het karretje van de legerleiding hebben laten spannen, door bijvoorbeeld Persil-reclameplaten ter beschikking te stellen aan agenten van de Duitse Abwehr of Sonderkommando’s van de Wehrmacht, die ze op geëigende plekken in Tegelen of elders moesten aanbrengen. Dit zouden dan wel platen moeten zijn waarvan het beeld voor zichzelf spreekt en alleen de merknaam Persil wordt getoond. Duitstalige platen zouden onnodig argwaan kunnen opwekken. Een aantal van deze – zeer kleurrijke en fraai gestileerde platen – wordt in deze artikelenreeks opgevoerd.

Ik vroeg de afdeling voorlichting van het bedrijf om informatie en kreeg deze mail van de bedrijfsarchivaris, die hier heel open over was en schreef:   ‘We hebben in onze archieven onderzoek gedaan en kunnen u het volgende resultaat meedelen: Enkele dagen na het begin van de Tweede Wereldoorlog werd in Duitsland op 5.9.1939 van staatswege een eenheidswasmiddel ingevoerd. Henkels merkwasmiddelen zoals Persil of Fewa moesten van de markt worden gehaald. Ook in Nederland werd de distributie tijdens de Tweede Wereldoorlog stopgezet. Of en in welke mate in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog reclameborden voor Persil werden opgesteld, is niet gedocumenteerd in het bedrijfsarchief. Wat er in de vele Nederlandse winkels, waar de distributie aan klanten in de voorgaande jaren had plaatsgevonden, met nog aanwezige Persil-verpakkingen en -reclameborden gebeurde, is niet bekend in het bedrijfsarchief – ook niet dat dergelijke reclameborden op 10 mei 1940 als wegwijzer voor de Wehrmacht werden gebruikt. Hiervoor zijn geen documenten in onze archieven te vinden.

 

GLAD IJS

Reclamebord van Persil dat overduidelijk als richtingwijzer zou kunnen fungeren.

Met zijn bewering dat de distributie van Persil tijdens de oorlog in Nederland werd stopgezet bleek  de archivaris zich echter op glad ijs te begeven. Onderzoek in historische kranten via database Delpher wijst namelijk uit dat er tot ver in 1940 grote Persil-advertenties in de Nederlandse kranten zijn verschenen. De tekst ervan luidde: ‘Persil-producten zijn in dezelfde niet te evenaren kwaliteit overal verkrijgbaar zonder prijsverhooging, Persil, Neerlands oudste, niet te evenaren zelfwerkend waschmiddel, Henco, wasch- en bleek-soda, voor het inweeken der wasch en het zachtmakcn van het schrale water. Ata, het radicale schuurpoeder, dat alles reinigt, zonder krassen. iMi, het ideale afwasch- en reinigingsmiddel, dat ook werkkleeding grondig reinigt. Sil, het voortreffelijke spoel- en bleekmiddel. Op alle Persilproducten komen spaarzegels voor. E. Ostermann & Co’s Handel Mij. N.V. Amsterdam. Fabrieken te Jutphaas bij Utrecht.’

Het product werd plaatselijk zelfs in de distributie opgenomen, zoals in Steenwijk, waar op 10 oktober Persil-bonnen werden uitgereikt. (Opregte Steenwijker Courant van 8-10-1940)

 

SCHAARSTE

Pas in de loop van 1941 trad er officiële schaarste op. Zangeres Clinge Doorenbos nam het in de bladen voor het bedrijf op: ‘Uit het óóg uit het hart is ‘t gezegde, dat is er een wijs en waar woord; Daarom vindt Persil het wel prettig dat U ‘t woord Persil weer eens hoort. Al ben ik soms moeilijk te krijgen en niet meer precies zooals „toen”, ‘k ben nóg nummer één op het lijstje, ik ben nog altijd kampioen. cl d.’

Persilhuis aan de Stadhouderskade, rechts naast de Koepelkerk.

In 1942 maakte het bedrijf in advertenties bekend dat de verkoop van Persil stil lag, maar dat dit slechts tijdelijk zou zijn. Of in de woorden van Clinge Doorenbos: ‘De verkoop ligt slechts tijd’lijk stil, De vrede brengt opnieuw Persil’. Vanaf 1943 verschenen er geen productadvertenties meer in de kranten. Het laatste wat in de kranten over Persil te vinden is, is een mededeling van 24 juni 1943 in De Telegraaf over een te houden Algemene Aandeelhoudersvergadering op donderdag. 8 Juli te 11.30 v.m. op Stadhouderskade 19/20.

Kortom: alles lijkt erop te wijzen dat het wasmiddel Persil, dat in Duitsland van staatswege door een eenheidswasmiddel was verdrongen, nog lange tijd in Nederland werd geproduceerd door een dochterbedrijf. Toen ik dit aan de bedrijfsarchivaris mailde, werd het stil aan de andere kant en dat is het sindsdien gebleven.

 

Bronnen:

  • Historische krantensite Delpher, zoekwoord Persil

 

Deel 3 – door Willem Kurstjens

Foto van een locatie in Tegelen met op de zijmuur  een Persilreclamebord (trucagefoto, Willem Kurstjens)

In de vorige aflevering ging het om de vraag of de Persil-reclameborden die de Duitse troepen op 10 mei 1940 de weg wezen naar de Maas in Tegelen afkomstig konden zijn van de Duitse hoofdvestiging. Ik legde deze vraag voor aan de archivaris van het bedrijf, die mij berichtte dat er vanaf 6 september 1939 geen wasmiddel met de naam Persil meer te krijgen was, noch in Duitsland noch in Nederland. Dat laatste bleek na onderzoek in de historische krantensite Delpher aantoonbaar onjuist. In Nederland werd in 1940 Persil geproduceerd door een dochterbedrijf in Jutphaas bij Utrecht.

 

PERSIL NEDERLAND

Het is met andere woorden waarschijnlijker om te denken dat de reclameplaten afkomstig zijn geweest uit het magazijn van het Nederlandse dochterbedrijf en op de een of andere manier in handen zijn gekomen van agenten van de Duitse Abwehr of Sonderkommando’s van de Wehrmacht die ze kort voor de inval hebben aangebracht. Een andere mogelijkheid is dat zij deze platen speciaal voor deze operatie hebben vervaardigd, c.q nagemaakt. De Duitsers maakten ook uniformen van Nederlandse politieagenten en marechaussees na, dus waarom ook geen reclameplaten? Reden genoeg om de afdeling voorlichting van Persil Nederland te vragen om meer informatie. Het antwoord liet niet lang op zich wachten: het bedrijf beschikte weliswaar over een archief, maar dit was niet niet voor externe personen bedoeld. Toen ik me beriep op de hulpvaardigheid van de Duitse aerchivaris (toen nog wel), kwam er geen antwoord meer.

 

OSTERMANN

Foto van de Persilfabriek in Jutphaas bij Utrecht rond 1937. Bron: https://www.usine-utrecht.nl/zeepfabriek-jutphaas-nieuwegein/

De medewerking van de firma Persil is niet per se nodig om de Deutschfreundlichkeit van het toenmalige bedrijf en daarmee de eventuele geneigdheid tot collaboratie vast te stellen. Uit betrouwbare bron kwam ik erachter dat de firma Persil in 1940 werd geleid door Ernst Johannes Ostermann. Ostermann was afkomstig uit een Duits ondernemersgezin in Geldern en vertrok in 1908 op 24-jarige leeftijd naar Nederland, waar hij te Amsterdam het bedrijf E. Ostermann en Co. Handelmij. N.V. oprichtte. Elf jaar na zijn immigratie diende hij een verzoek tot naturalisatie in, dat per 6 november 1919 werd ingewilligd. Voor zijn bederijf importeerde hij onder andere de wasmiddelen Henco, Persil en Sil. Na 1932 begon Ostermann deze producten zelf te fabriceren binnen de door hem nieuw opgerichte en geleide Nederlandsche Persil Maatschappij N.V.. Ostermann wist het bedrijf – een van de eerste fabrieken in Nederland op dit gebied – tot grote bloei te brengen. Op 31 augustus 1937 werd hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Reclamebord van Persil dat overduidelijk als richtingwijzer zou kunnen fungeren. ‘Links af, heren!’

Welke politieke denkbeelden Ostermann er in 1940 op nahield, is niet duidelijk, maar wel dat hij zich na de capitulatie van het Nederlandse leger als eerste heeft gemeld voor de aankoop van schilderijen uit de collectie van Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Nadat Goudstikker en zijn zaakgelastigde tijdens de meidagen in 1940 door een ongeluk, respectievelijk een ziekte om het leven waren gekomen, maakten personeelsleden zich meester van zijn zaak en verkochten enige topstukken aan Ernst Ostermann, die als stroman voor Werner Lüps, directeur van de Duitse Persilfabrieken in Düsseldorf, fungeerde. Hij ontving hiervoor 20.000 gulden aan commissie. Na Lüps’dood in 1942 verkocht zijn weduwe de twaalf schilderijen door aan de stafchef van Hermann Göring, die een groot kunstverzamelaar was, waardoor ze in diens bezit kwamen.

 

DUBIEUZE ROL

Portret van Ernst Johannes Ostermann

De rol die Ostermann in de transactie met Lüps heeft gespeeld is op zijn minst twijfelachtig te noemen. Hij werd hierover op 28 januari 1947 ondervraagd in kamp Crailo te Laren, waar hij vastzat op verdenking van samenwerking met de Duitse bezetter. Er waren destijds veel van dit soort kampen in Nederland, o.a. in de drukkerij van het Missiehuis te Steyl. Het verslag van dit verhoor moet zich bevinden in Ostermanns dossier bij het CABR, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, dat berust bij het Nationaal Archief te Den Haag. Daar bevinden zich alle dossiers van personen die na de oorlog door de Politieke Opsporingsdienst aan de tand zijn gevoeld op verdenking van collaboratie of landverraad. Als de relatie met Lüps, een overtuigd nazi, hecht was, kan hieruit een mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse Persilfrabriek bij de Abwehr, de Duitse spionagedienst, worden afgeleid en komen we misschien een stap verder. Het CABR wordt per 1 januari 2025 openbaar en is dan voor iedereen vanachter zijn computer thuis digitaal te raadplegen, maar zover is het helaas nog niet. Een aanvraag per mail en een bezoek aan het Nationaal Archief behoren nog steeds tot de routine.

 

Bronnen:

  • Hayes, P.: From cooperation to complicity (Cambridge 2004)
  • https://www.restitutiecommissie.nl/advies/goudstikker/
  • https://groenegraf.blogspot.com/2012/08/persil-met-een-luchtje.html

 

Deel 4 – door Willem Kurstjens

Duitse soldaten poseren op Reichstrasse 59, zo’n 15 km. van de grens. Pi-park duidt op hun legeronderdeel, het zijn Pioniers, geniesoldaten. Bron: Gerard Groeneveld, Nach Holland – de meidagen van 1940 – door Duitse ogen (Zwolle 2018)

In de vorige afleveringen ging het om de vraag van wie de Persil-reclameplaten die volgens hoofdagent Boschker op 10 mei 1940 in Tegelen fungeerden als wegwijzers voor de Duitse troepen, afkomstig waren. Een onderzoek in de archieven van de firma Persil bleek onmogelijk, noch het Duitse moederbedrijf noch haar Nederlandse dochter wilden hieraan meewerken. Wel kwam er via internet meer informatie boven water over de persoon van Ernst Johannes Ostermann, de directeur van Persil Nederland in oorlogstijd.

 

VAN HINTHEM

Terwijl de aanvraag naar het CABR-dossier van Ostermann loopt, besluit ik naar het archief in Roermond te gaan om te kijken of zich in de inventaris waarin Jan Brauer de verklaring van hoofdagent Boschker heeft gevonden nog meer informatie bevindt over de Duitse inval in Tegelen. Dat is niet het geval. Ik vind alleen nog een begeleidend briefje van adjunct-korpschef  C. van Hinthem bij het proces-verbaal van Boschker.

Het is gericht aan Officier-Fiscaal Vissers te Roermond, die het onderzoek naar de reclameplaten heeft ingesteld. Op wiens verzoek Vissers dat doet is onduidelijk.

Het briefje ontleent zijn belang aan het feit dat juist Van Hinthem het heeft opgesteld. Hij weet namelijk zelf ook het een en ander over de inval van de Duitsers op 10 mei, want hij heeft die kennis ingebracht in het proces tegen Marius Welters voor het Tribunaal in Maastricht in 1948.

Welters was voor de oorlog een bekend Tegels industrieel en politicus. Hij stond op de lijst van de NSB voor de verkiezingen van 1937, maar bedankte als lid na de tegenvallende uitslag, om weer lid te worden na de Duitse inval en anderhalf jaar later NSB-burgemeester van Sittard.

Van Hinthem verhoorde getuigen die Welters op 10 mei 1940 ’s morgens vroeg voor zijn pand aan de Grotestraat – de voormalige bazaar van de firma Lengs – hadden zien staan. Volgens hen plaatste hij zich in de rijbaan van een Duitse motor die uit Venlo kwam en gaf deze een stopteken, waarop de bestuurder stopte en Welters wijzende bewegingen maakte in de richting van Steyl.

Dit gebeurde nog geen vijftig meer van de plek waar volgens Boschker de genoemde Persil-plakkaten hingen, namelijk aan de zijmuur van het pand Oehlen op de hoek van de Martinusstraat. Deze wezen weliswaar niet de weg naar Steyl, maar hadden wel de functie van wegwijzer, zoals Welters zelf. In ruimere zin behoren ze tot de plaats-delict van het vergrijp van Welters. Van Hinthem schrijft er niets over.

Ook schrijft hij er niets over in zijn begeleidend briefje aan Vissers, terwijl hij van het bestaan ervan toch moeilijk niet geweten kan hebben. In een politiecorps van 8 tot 10 mensen kan de ontdekking van de plakkaten door Boschker niet onopgemerkt zijn gebleven. Van Hinthem kiest er kennelijk voor om Boschker niet bij te vallen.

Reclamebord van Persil dat overduidelijk als richtingwijzer zou kunnen fungeren: ‘Geen doorgang! Omdraaien!’

Bij het signaleren van deze plakkaten blijft het echter niet, volgens Boschker zijn ze daar ook weggehaald. Ook dat moet in zo’n klein team besproken zijn. Daartoe moet iemand opdracht gegeven hebben. Ook daarvan moet Van Hinthem geweten hebben. Een geordend en compleet Tegels politiearchief zou misschien uitkomst hebben gebracht. Daarin zouden zich immers alle proces-verbalen en de dagrapporten hebben bevonden, maar helaas, dat is er niet. Er is bedroevend weinig van over, in elk geval geen dagrapporten. Er wordt beweerd dat ze zijn opgestookt.

 

RAADSEL

Het grootste raadsel is evenwel dat het lijkt alsof deze plakkaten – als ze al er zijn geweest – totaal geen rol hebben gespeeld bij de doorkomst van de Duitse troepen, die links en rechts overal de weg vragen. Dit schrijft bijvoorbeeld Wiel Probst van de Grotestraat: ‘Het zal ongeveer half zes zijn geweest, toen we de eerste vijanden zagen: drie soldaten op motor met zijspan, zwaar bepakt, het geweer in de aanslag, zware helmen op en in leren jassen. Het was een vreemde gewaarwording; ze reden gewoon richting Steyl, alsof er geen vuiltje aan de lucht was, wel goed om zich heen kijkend en het geweer in de aanslag, maar ze werden door niemand of niets tegengehouden, en er viel geen schot! Was dat nu oorlog? Er volgde er nog een. Eerst toen een derde zijspan op enige afstand naderde, ontstond er enige commotie. Zij stopten voor onze neus en vroegen de weg naar Steyl. Slager Wiel Dings, die er in een lange bebloede witte jas bij stond, verwees ze naar tegenovergestelde richting, naar Venlo. Zij keerden en reden inderdaad die richting uit. Dat was even spannend, want wat zou er gebeuren als die moffen terugkwamen? De slager vond het blijkbaar ook verstandiger om maar naar binnen te gaan en zich van zijn werkkleding te ontdoen. Later zag ik hem in burger staan, maar wel een beetje achteraf.

En dit zijn oudere overbuurman Jacques Thissen van de fourniturenzaak: ‘Ze (= Duitse soldaten, Willem Kurstjens) vragen beleefd de weg naar de Maas.

Hoofdmeester Julius Verstraelen uit Steyl, die voor zover bekend als enige in de regio vanaf 10 mei 1940 een dagboek de hele oorlogsperiode bijhoudt en een fijne neus heeft voor de kleinste details, schrijft er helemaal niets over.

Kortom: alles wijst op een run naar Steyl en de Maas – zonder Persil-plakkaten.

 

Bronnen:

  • Probst, W.: Oorlogsherinneringen, in: ‘Rôngsum de kerrik van Tegele’ (typoscript bij mij, Willem Kurstjens)
  • Thissen, J. : Inval Duitsers op 10 mei 1940 (typoscript bij mij, Willem Kurstjens)
  • Kurstjens, W. : Tegelen in de Tweede Wereldoorlog (Tegelen 2005), voor verklaring Van Hinthem over Welters
  • Verstraelen, J.:  Dagboek Verstraelen 10 met 1940-26 juni 1946, bezorgd door zijn zoon Frans (PDF bij mij, Willem Kurstjens)

 

Deel 5 – door Willem Kurstjens

In de vorige afleveringen heb ik het verhaal van hoofdagent Boschker dat Persil-reclameplaten op 10 mei 1940 in Tegelen dienden als wegwijzers voor de Duitse troepen proberen te checken bij de firma Persil, in Duitsland en in Nederland. Dat is niet gelukt. Vervolgens heb in Tegelse dagboeknotities over de Duitse inval naar aanwijzingen gezocht. Die heb ik evenmin gevonden. Opvallend was dat  korpschef C. van Hinthem in de correspondentie met Officier-Fiscaal Vissers, die het onderzoek naar de Persil-reclameborden heeft aangezwengeld, hoofdagent Boschker niet is bijgevallen. Staat daarmee de zaak op losse schroeven? Niet helemaal. Van Hinthem mag Boschker niet zijn bijgevallen, hij is hem ook niet afgevallen. Kennelijk vond hij Boschkers verklaring belangrijk genoeg om die aan Vissers voor te leggen. Bovendien is er het proces-verbaal van chemigraaf Verheijden, die tegenover Vissers heeft verklaard dat er Persil-reclameborden op Duitse stafkaarten stonden ingetekend. Er is kortom niet afdoende bewezen dat Boschker abuis was.

 

EEN BIJZONDER BIJSCHRIFT

Dan komt er een mail van een medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam met de kopie van een tekst uit Signaal, een Duits legerblad uit die tijd. Het is de tekst van een bijschrift van enkele foto’s die in Signaal zijn afgedrukt: afbeeldingen van een bommenwerper, waarbij de persoon die de bommen afwerpt het doel aangeeft door in plaats van ‘links’ of ‘rechts’ de woorden ‘ATA’ of ‘IMI’ te roepen, namen van schoonmaakmiddelen uit de Persilfabrieken. Reclames hiervan stonden op borden die een Duitse vertegenwoordiger van Persil voor de Duitse inval had laten plaatsen. Ze moesten de ANWB-borden vervangen die (op bevel van de Nederlandse legerleiding, WK) waren weggehaald. Wie zo’n bord wilde plaatsen kon hiervoor 100 gulden krijgen – een flink bedrag in die tijd, zo’n vijf keer het minimumloon. De borden waren bedoeld voor de Duitse stoottroepen die hierdoor zonder de weg te vragen konden doorrijden. Aldus de auteur van het bijschrift. Wat de relatie tussen de vliegtuigbemanning en de stootroepen is, wordt uit deze tekst niet geheel duidelijk. Kennelijk werd de precieze plaats van een bord via de boordradio van het vliegtuig aan de commandanten van de stoottroepen doorgegeven. Helaas zaten er geen kopieën van de foto’s bij deze mail. Daarvoor ben ik een zoektocht op Marktplaats gestart, waar sommige exemplaren van Signaal uit de jaargang 1940 te koop worden aangeboden. De bereidwilligheid om te helpen is groot, de verkopers kijken verschillende nummers voor mij door, maar kunnen helaas niets vinden. Daarop stuur ik een verzoek aan het Nationaal Archief om daar in het depot te kijken.

 

PLAKKATEN EN BORDEN

De tekst van het bijschrift ondersteunt de verklaring van chemigraaf Verheijden uit aflevering 1, die eveneens melding maakt van Persil-reclameborden als wegwijzers voor de Duitse troepen. Dat is een belangrijke stap vooruit in de bewijsvoering. De tekst zegt echter niets over de Persil-plakkaten van Boschker, waarbij het niet om de locatie gaat, maar om het tactisch gebruik van de voorkant.

Een voorbeeld van zo’n plakkaat ziet u op de foto hiernaast.

Is dit het plakkaat dat Boschker heeft gezien? Het opschrift Als nieuw en …..zonder moeite! komt min of meer overeen met het opschrift Niet nieuw maar gewassen met Persil, dat hij zich na acht jaar herinnert. In elk geval spreken ze elkaar niet tegen. Zijn beschrijving van de positie van hoofd en hand (‘met het gezicht naar het westen en de hand zo ver mogelijk naar het noorden’) snijdt echter geen hout als men zich het plakkaat voorstelt aan een muur op de Kaldenkerkerweg waar de Duitsers tegenaan keken komende van de grens. Daarvoor zou de vrouw achterom moeten kijken. Hoogstwaarschijnlijk had Boschker een ander plakkaat in gedachten gehad toen hij zijn proces-verbaal optypte. Of  ging het wel om dit plakkaat, maar kon hij het zich niet meer helemaal meer voor de geest halen.

Overigens wil dit niet zeggen  dat niet ook Persil-muurplakkaten door de Duitsers op stafkaarten zijn ingetekend. Om dat te achterhalen, moet men die stafkaarten echter eerst vinden.

 

VERTEGENWOORDIGER

Reclamebord van Persil dat als wegwijzer zou kunnen fungeren

En wie was die geheimzinnige Duitse vertegenwoordiger die met Persil-reclameborden door het Zuiden reisde, waar de auteur van het bijschrift woonde (‘hier’). Hij moet er geen onbekende zijn geweest. Maakte de man zich met zijn wervingsactie bij de bevolking niet verdacht? En kon dat zomaar, zo’n bord neerzetten? Moest je daarvoor geen toestemming aan de gemeente vragen en leges betalen? Ook daarvoor is meer speurwerk nodig.

 

Bronnen:

  • Bijschrift is stuk 6 is uit map b van dossier 249-0432 bij het NIOD. Met dank aan: René van Heijningen, Collectie- en Informatiespecialist NIOD

 

Deel 6 – door Willem Kurstjens

In de vorige aflevering hebben we gezien dat de verklaring van chemigraaf Verheijden over de plaatsing van reclameborden in het landschap wordt ondersteund door een bijschrift van foto’s in het Duits legerblad Signaal. De plakkaten van agent Boschker zijn echter een verhaal apart, omdat daarbij het tactisch gebruik van de voorkant voorop staat: welke richting geeft de afgebeelde persoon aan? Zijn  zowel de reclameborden als de muurplakkaten door de Duitsers gebruikt bij de inval in Nederland, dan ligt het voor de hand dat Duitse troepen hierover zijn geïnstrueerd in hun marsbevelen.

 

INSTRUCTIES

Militaire instructies worden verstrekt tijdens briefings aan de vooravond van de strijd, in kazernes of ter velde. In dit geval lijkt de meest voor de hand liggende instructie van de commandant aan zijn troepen te zijn geweest: ‘Jungs, achtet auf das Persil-Schild, ATA ist rechts, IMI ist links.’  ofwel ‘Jungs, achtet auf das Persil-Plakat. Wohin die Person weisst, die Richtung sollt ihr folgen.’

Als er zulke instructies zijn gegeven, dan moeten ze hun weg in de geschiedschrijving zeker gevonden hebben. Niet elke dag worden er reclameborden als wegwijzer gebruikt, zoals De Jong in zijn boek over de Vijfde Colonne reeds signaleerde, en zeker niet op de wijze die Boschker beschrijft. Mocht dat toch het geval zijn, dan moet dat op een of andere manier terugkomen in de verslagen van de oorlogshandelingen die achteraf zijn opgemaakt, de zogenaamde gevechtsverslagen. Welk op deze verslagen gebaseerd geschiedboek men over de Duitse inval ook opslaat, – Duitse of Nederlandse, algemene of gedetailleerde – er wordt met geen woord over gerept. Het gebruik van Persil-reclameborden of andere reclameborden behoorde kennelijk niet tot de reguliere krijgslisten. In elk geval wisten de gewone manschappen er niets vanaf. Dat blijkt ook uit het proces-verbaal van Boschker. Als hij op 10 mei ’s avonds bij in Tegelen ingekwartierde Duitse soldaten zijn licht op gaat steken, blijkt niemand iets van speciale stafkaarten met zulke borden te weten.

 

DE ROL VAN DE ABWEHR

De Duitse Persil-vertegenwoordiger uit de NIOD-notitie moet er echter meer van hebben geweten, om niet te zeggen alles. Hij was hoogstwaarschijnlijk niet in dienst van de firma Persil, maar van de Duitse Abwehr, de Duitse spionagedienst die onder leiding stond van admiraal Wilhelm Canaris. Uit het boek Mei 1940 – de strijd op Nederlands grondgebied – een standaardwerk van het NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) – blijkt dat deze dienst een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het oprollen van de eerste Nederlandse verdedigingslinie, de Maaslinie. Dat is de strook grond aan de overzijde van de Maas, dat van kazematten, loopgraven en prikkeldraad was voorzien. Canaris had hiervoor een paar bijzondere eenheden gevormd: het Bau-Lehrbatataillon zur besonderer Verwendung 800 in Brandenburg en het Bataillon zur besonderer Verwendung in Breslau. Deze eenheden waren aangevuld met in Duitsland wonende WA-ers, jonge paramilitairen van de NSB, die zich hadden georganiseerd in de ‘gymnastiekvereniging’ Sport en Spel. Zij speelden een prominente rol bij de overval op de Maasbruggen. Als er mensen geweten hebben van het speciale gebruik van reclameborden, dan moeten ze in deze  kring gezocht worden.

 

DE ABWEHR IN VENLO

Volgens F. Kluiters, de auteur van de internetpublicatie De Abwehr in Nederland (1936-1945) was Limburg een belangrijk rekruteringsgebied voor de Abwehr. Hij citeert een collega-auteur die schrijft: ‘Vooral Limburg blijkt de Achilleshiel van het Koninkrijk der Nederlanden te zijn. Stiefkind van politiek Den Haag, waar de Limburgse bevolking niet au-serieux wordt genomen en als derde-rangs-burgers wordt behandeld, wegkwijnt door schrijnende werkloosheid, is het rijp voor de nazi’s. Het blijkt een vruchtbare voedingsbodem te zijn.

Alfred Meiler

De Abwehr wierf volgens hem in Limburg niet alleen Nederlanders, maar ook Rijksduitsers. Voor Venlo noemt hij als agent de Duitser R. Kahrmann, die in 1925 aan de Maas de Metaalwarenfabriek Venlo oprichtte. Hij werkte samen met O. Göbelsmann en Kaufmann en bracht zowel berichten als agenten de grens over. Medio januari 1940 werd Kahrmann samen met Göbelsmann gearresteerd op verdenking van spionage en bij besluit van 14 februari 1940 werden ze als ongewenste vreemdelingen naar Duitsland uitgeleid; Kaufmann was hen al op 27 januari voorgegaan.

Ook rond en bij de firma Nedinsco waren Abwehr-agenten actief. De bekendste hiervan waren Alfred Meiler, die in Venlo een elektrozaak had en onderdelen aan Nedinsco leverde, en Udo von Bonin, die  in de directie van Nedinsco zat en tevens viceconsul was. In 1935 werd hij voor de Abwehr in Berlijn gedetacheerd. Volgens historisch onderzoeker Gerrit van der Vorst vormden ze een soort koningskoppel binnen de Abwehr tot ver in de oorlog. In deze kringen moet ook de Duitse vertegenwoordiger van Persil gezocht worden, als hij ten minste daadwerkelijk heeft bestaan. Het bewijs daarvoor zal niet gemakkelijk zijn te leveren, want volgens Hans Bentzien, Duits Abwehr-onderzoeker, zijn de archieven van de Abwehr vernietigd of bevinden ze zich ergens achter slot en grendel in Amerika of Groot-Britannië. Mocht dat het geval zijn en komt er ook geen evidentie uit andere bronnen, dan is dit de laatste aflevering van deze serie.

 

Bronnen:

  • Amersfoort, H. en Kamphuis, P. (red.): Mei 1940 – de strijd op Nederlands grondgebied
  • Bentzien, H. : Divison Brandenburg. Die Rangers von Admiral Canaris (Berlijn 2004)
  • Bosch, H.:  Der Zweiten Weltkrieg zwischen Rhein und Maas, (Geldern 1977), p. 55
  • Brauer, J. : De verraders van 10 mei 1940 (Geschiedenis Magazine nr. 3 2021)
  • Jong de, L..: De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 1953), p. 319 e.v.
  • Kriegsheim, H.: Getarnt, Getäuscht und doch Getreu (Berlijn 1958)
  • Vorst van der, G. : De strapatsen van de Venlose superspion Alfred Meiler (Buun – Venlo 2014), p. 134

 

Deel 7 – door Willem Kurstjens

In de vorige aflevering hebben we stilgestaan bij de rol die de Abwehr, de Duitse spionagedienst, bij een eventuele plaatsing van Persil-reclameborden kan hebben gespeeld. Dat spoor ben ik nagegaan, maar het liep dood. Er bleek geen archiefmateriaal voorhanden.

 

PERSIL-GERUCHT IN ZEELAND

Dan meldt een oude bekende zich, Math Oehlen, de zoon van de Tegelse journalist Frans Oehlen. Hij maakt me opmerkzaam op een bericht over een Persil-gerucht in de Provinciale Zeelandse Courant van 25 april 1990. Het bericht is aan mijn aandacht ontsnapt, omdat deze krant niet in de database van Delpher zit, de historische krantensite van het Nationale Archief die ik altijd raadpleeg. Daarin staat een stukje over verdachte mannen en verdachte wegwijzers in de meidagen van 1940: ‘Mannen met zonnebrillen waren al helemaal niet te vertrouwen, en was dat reclamebord voor Persil geen richtingwijzer voor de Duitsers? Het was teveel voor de geplaagde zenuwen.’

Het idee dat Persilborden wegwijzers kunnen zijn, leeft kennelijk ook elders in het land.

 

LICHT UIT HET OOSTEN

J.A. Lutz rond 1935 (collectie NIMH)

Reden om mijn onderzoek in oude kranten weer op te nemen en naar andere regio’s uit te breiden, en zowaar: ik vind een artikel in de Sumatra Post van 24 oktober 1940 over de aankomst van vier Nederlandse vliegeniers in Nederlands Indië. Ze komen daar vanuit Engeland om er vliegeniers op te leiden. De kop van het artikel luidt: „Persil” wees den invallers in Holland den weg! De vier worden met naam en toenaam vermeld. Een check op internet levert op dat hun identiteit en functie bekend zijn bij het Nederlands Instituur voor Militaire Historie, die ook over foto’s van hen beschikt. Het zijn niet de minsten: zeker twee zijn er na de oorlog doorgegroeid in hoge militaire functies, terwijl een van hen, F.J.A. Lutz, een gedetailleerd dagboek bijgehouden dat op de site van Het Geheugen staat, een subsite van Delpher. Soms moet het licht van ver komen.

 

PERSILBORDEN EN PERSILMEISJES

Wat staat er in het artikel? Ik citeer: ‘De officieren deelden aan de ,Javabode” mede, dat tijdens den inval bleek, hoe de Duitschers profiteerden van de “Persil”‘-reclame, welke de opmarschrichting aanduidde. De richtingwijzers van den ANWB waren verwijderd, doch borden met reclame voor de zeepmerken “Imi” en “Ata” wezen den vijand den weg. Bovendien had vrouwelijk personeel van ‘Persil’ kort vóór den inval in Zeeland – en vermoedelijk ook wel elders – tal van personen bezocht, zoogenaamd om reclame te maken, doch in werkelijkheid om te zien of er uniformen aan den kapstok hingen én daarna door een speciaal teeken met krijt op de deur aan te geven, of er al dan niet militairen in het betrokken huis woonden.’

 

Er staat ook nog andere informatie in over de Duitse inval, met name over de verovering van de kazematten in de Maaslinie, maar deze zijn in dit verband niet relevant. De inhoud van het artikel bevestigt zowel de verklaring van de cartograaf als de tekst van het bijschrift in Signaal. Nieuw is de dubieuze rol van Persil-dames. Dat komt ook ter sprake in het dagboek van Lutz, maar in andere bewoordingen: ‘(Vlissingen, 13 mei) ‘s Morgens zijn ze langs de deur gekomen om de krijttekens voor de Duitse parachutisten te verwijderen, die de Persil-juffrouwen op de muur naast de deur hadden aangebracht.’

Artikel uit de Sumatrapost van 24 oktober 1940

De formulering duidt op directe waarneming, waarbij het woord deur staat voor alle deuren in de buurt van het Lutz’ huis, in tegenstelling tot het vervolg van deze alinea die berust op horen zeggen: ‘Ook wordt melding gemaakt van vergiftigde cigaretten (Broches), sigaren (Huifkar), bonbons, taartjes, terwijl ook allerlei teekens op bruggen enz. worden aangetroffen. Wij beseffen met een reusachtige organisatie te doen te hebben, die niet terugdeinst haar toevlucht te nemen tot minderwaardige praktijken en verraad.’

Het bericht over de Persilborden uit de Sumatrapost verschijnt een half jaar later ook in twee andere kranten in de Oost, het Bataavsch Nieuwsblad van 21 mei 1941 en  de Indische Courant van 23 mei 1941, die beide teruggrijpen op een artikel in het tijdschrift Nederlandsch-Indië, het orgaan der Vaderlandsche Club, dat tot dusver echter niet kon worden teruggevonden. De overdruk van het artikel uit het Bataavsch Nieuwsblad is rechtsonder afgedrukt.

 

PLAATSING IN DE RUIMTE

Als het waar is wat Lutz zegt, hoe moet men zich dan de plaatsing van die borden in de openbare ruimte voorstellen? In het bijschrift bij de foto’s in Signaal was alleen sprake van een aanblik vanuit de lucht op borden die kennelijk in weilanden stonden en waarvoor boeren betaald kregen. Bij Lutz is sprake van ANWB-borden op kruispunten van wegen die zijn vervangen door IMI- en ATA-borden. Lutz c.s. rapporteert iets wat niemand voor of na hem ooit heeft gerapporteerd. Als vliegeniers ze vanuit de lucht kunnen zien, dan voor burgers op de grond toch zeker! En toch heeft niemand het erover! Vreemd.

 

Bronnen:

  • Provinciaalse Zeeuwse Courant van 25 april 1990
  • Sumatrapost van 24 oktober 1940
  • Bataavsch Nieuwsblad van 21 mei 1941
  • Indische Courant van 23 mei 1941
  • https://geheugen.delpher.nl/ – invoeren: Dagboek F.J.A. Lutz, deel 1

 

Deel 8 – door Willem Kurstjens

In de vorige aflevering werden twee krantenartikelen opgevoerd, het ene met een vermelding van een Persil-gerucht uit Zeeland en het andere met een verklaring van de Nederlandse oorlogsvlieger F.Lutz over Persilborden op kruispunten van wegen, waar ze stonden in plaats van ANWB-borden. Aan de hand van deze Persilborden hadden Duitse vliegeniers in de meidagen van 1940 hun weg door het Nederlandse luchtruim gevonden. Een bewering die mij onwaarschijnlijk leek, omdat hij alleen van Lutz kwam en niet door andere bronnen werd bevestigd.

Intussen liepen er op de achtergrond allerlei onderzoeken, zoals naar het politieke verleden van de directeur van Persil, naar de foto’s van Persilborden vanuit vliegtuigen in het legerblad Signaal, naar Duitse stafkaarten waarop de Persil-borden met een P moeten staan vermeld en ten slotte naar de identiteit van de Duitse Persil-vertegenwoordiger die de plaatsing van die borden zou hebben georganiseerd. Wat hebben al deze onderzoeken opgeleverd?

 

DOSSIER OSTERMANN

Het onderzoek in het CABR-dossier van Persil-directeur Ostermann bij het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in Den Haag, waar alle dossiers van ‘foute Nederlanders’ berusten, heeft totaal niets opgeleverd. Ostermann is door de politieke recherche over alles en iedereen in de Persil-organisatie aan de tand gevoeld, maar spreekt met geen woord over mogelijke spionageactiviteiten rond 10 mei 1940. Dat geldt ook voor zijn tientallen werknemers van hoog tot laag, in binnen- en buitendienst: niemand zegt er iets over. Persilborden kunnen stiekem ‘s nachts door een of twee personen geplaatst worden, maar een brigade Persilmeisjes eropuit sturen, dat is heel andere koek. Dat kan in een organisatie niet onopgemerkt blijven. Ook als het geen echte, maar verklede Persilmeisjes zijn geweest, dan moet daarover iets in het bedrijf doorsijpelen. Niets van dat alles. Er is geen flintertje bewijs over Persil-meisjes of Persil-reclameborden rond 10 mei 1940 in dit vuistdikke dossier te vinden. Als deze vormen van landverraad al hebben bestaan, dan zijn ze in elk geval niet uitgegaan van Ostermann of zijn entourage.

 

GEEN FOTO’s OF KAARTEN

Hetzelfde geldt voor de foto’s die er in Signaal zouden hebben gestaan over Duitse bommenwerpers die hun weg door het land vinden aan de hand van ATA en IMI-borden, merken van Persil. Ik heb  alle jaargangen van dit blad bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag doorgenomen, maar ben geen enkele foto tegengekomen die overeenkomt met het bijschrift uit het NIOD-archief, dat dan waarschijnlijk ook geen echt, maar een verzonnen bijschrift is van iemand die de klok heeft horen luiden en zelf de klepel erbij heeft gehangen.

Ook zijn er nergens stafkaarten gevonden van Fall Gelb, waarop symbolen voor reclameborden staan ingetekend – noch bij het Bundesarchiv in Berlin, noch bij het NIOD in Amsterdam of bij het NIMH.

 

GEEN SPOREN IN COLLECTIEVE GEHEUGEN

Verder wijzen aantekeningen in dagboeken en proces-verbalen erop dat de doortocht van Duitse militairen in Tegelen lijkt te hebben plaatsgevonden alsof er geen Persil-plakkaten waren. Omstanders brachten uitkomst door de weg te wijzen. Ook later is er in Tegelen niet over Persil-wegwijzers gesproken, terwijl het toch een smeuïg verhaal is over een krijgslist van formaat. Zo’n verhaal moet in het collectieve geheugen zijn opgenomen. Daarvan is echter niets gebleken.

Ten slotte is het natuurlijk vreemd dat deze list alleen in Tegelen zou zijn toegepast en niet op andere plaatsen in Nederland. Volgens B. van den Boom, universitair docent geschiedenis in Leiden, die oorlogsdagboeken uit heel Nederland heeft bestudeerd, komt daarin geen verwijzing naar Persil-reclameborden voor.

 

CONCLUSIE

Betekent dit nu dat Boschker ongelijk had? Heeft hij iets gezien wat er niet was? Of was cartograaf Verheijden abuis? Werkte hij aan kaarten die helemaal geen stafkaarten waren? Of fabuleerde piloot Lutz?

Vragen, vragen, vragen…

Vooralsnog moeten we ervanuit gaan dat hun verhalen onjuist zijn. Er is geen ‘smoking gun’: geen foto van een Persilbord vanuit een vliegtuig, geen stafkaart met de vermelding P, geen bekentenis van een Persilmeisje.

Er zijn alleen verhalen…

 

N.B. Hebt u onderzoekssuggesties of andere op- en aanmerkingen, stel u dan met mij in verbinding: willemkurstjens@gmail.com

 

2 reacties

  1. Hallo Willem,
    Volgens mij woonde de familie Boschker op de hoek ST. Josephstraat-Paul Guillaumestraat.

    Groet, Martijn Jentjens

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn aangegeven met *

Plaats reactie