Onderstaand verhaal is in juli 2022 uitgewerkt door ons lid Sjeng Ewalds. Een groot aantal bronnen is door hem geraadpleegd om tot dit artikel te komen. Reacties kunnen worden gegeven per email: jmpewalds@home.nl.
Soegija werd geboren op 25 november 1896 in Soerakarta op Midden-Java in het gezin van Karyosudarma. Vader werkt bij de kraton met een klein inkomen en moeder verkocht als aanvulling voedsel en drank. Toen hij nog klein was verhuisde de familie naar het nabijgelegen Jogjakarta. Daar ging hij naar de lagere school en de HIS (Hollands-Inlandse School), waar in het Nederlands onderwezen werd. Hij bleek een goede leerling te zijn en de pater Jezuïet Frans van Lith vroeg of hij naar het Xaverius College wilde komen, een kweekschool voor Javaanse onderwijzers van de Jezuïeten in Muntilan. Toen hij binnenstapte waren zijn eerste woorden: “Ik kom hier wel wonen, maar ik wil geen Katholiek worden”. Gedurende zijn schooltijd werd hij toch geraakt door het Katholieke geloof. Enkele jaren later, op 24-9-1910, werd hij gedoopt en in de kerstnacht deed hij zijn eerste H. Communie. Bij de doop kreeg hij de doopnaam Albertus. Hij slaagde op het college in 1914 en bleef er nog een jaar voor een lerarenopleiding. Hij voelde zich echter geroepen tot het priesterschap en vervolgens verbleef hij drie jaar aan het seminarie van de Jezuïeten in Muntilan op Java.
Vervolgopleiding in Nederland
In 1919 vertrok hij naar Nederland voor zijn verdere opleiding. In september 1920 startte hij met zijn noviciaat bij de Jezuïeten in Mariëndaal in Grave (Gymnasium van de Kruisheren) gedurende twee jaar. Op 27 september 1922 deed hij zijn geloften en volgde hij het junioraat (vervolgopleiding) in Mariëndaal in Velp bij Grave.
In 1923 ging hij drie jaar filosofie studeren aan het Berchmanns-College in Oudenbosch.
Hierna ging hij terug naar Muntilan op Java waar hij in september 1926 als leraar aan de slag ging. Hij werd mentor van 120 kweekschoolstudenten en hij onderwees Javaans, wiskunde en godsdienst. Hij werd ook redacteur van “Swara Tama”, een katholiek Javaans tijdschrift.
In 1928 kwam hij weer naar Nederland, nu naar Maastricht, voor de studie Theologie.
Op 3-12-1929 ging hij samen met 4 andere Jezuïeten van Aziatische afkomst samen met de generaal-overste van de Jezuïeten in het Vaticaan op audiëntie bij Paus Pius IX.
Op 15-8-1931 werd hij in de kerk van de Jezuïeten tot priester gewijd door de toenmalige bisschop van Roermond, Laurentius Schrijnen. Na de wijding voegde hij Pranata toe aan zijn naam Soegija en werd hij dus Albertus Soegijapranata genoemd. Prana betekent geestelijke energie, innerlijke kracht. Hij rondde zijn opleiding in 1933 af in Drongen België. Hij schrijft daar ook een autobiografie, La Conversione di un Giavanese, The Conversion of a Javanese, Conversatie van een Javaan, dat in 1934 verschijnt in het Italiaans, Spaans en Nederlands. Het boekje omvat 32 bladzijden.
Van hulppastor tot aartsbisschop
Op 28 juli 1933 vertrok hij vanuit Rotterdam met de boot MS Kota Nopan naar Indië waar hij op 27 augustus 1933 in Tandjoeng Priok arriveerde. Hij vestigde zich in een parochie in Jogjakarta waar hij diverse functies vervulde in de zielzorg en het verenigingsleven. Eerst werd hij hulppastor in de kerk Bintaran in Djokja. Later werd zijn gebied uitgebreid met Gandjuran, 13 km onder Djokja. In 1938 werd hij consultant van de jezuiten op Java.
Op 1 augustus volgde zijn benoeming tot bisschop. Hij werd Apostolisch Vicaris van Semarang.
Op 6 november 1940 werd hij tot bisschop gewijd te Semarang in de kathedraal Randusari door Mgr. P. Willekens, zijn vroegere novicemeester, die toen Apostolisch Vicaris van Jakarta was. Hij was de eerste bisschop in Indonesië die uit Indonesië-Java afkomstig was.
Tijdens de Japanse bezetting was het een moeilijke tijd voor de Katholieke missie, maar hij kon als inheemse bisschop doorwerken met zijn Indonesische collega’s. Tijdens de onafhankelijkheidstrijd van Indonesië stond hij volledig achter Soekarno. De Nederlandse geestelijken stelden zich in het algemeen neutraal op maar Soegijapranata sprak zich uit tegen het geweld van de Nederlanders. In oktober 1945 bemiddelde hij nog bij een conflict tussen Japanners en Indonesische jongeren. Hij was dus tegen een nieuw koloniaal bestuur en daarom verhuisde hij van 1946 tot 1949 naar Djokja. Zodat hij dicht bij de leiders van de Indonesische vrijheidsstrijd kon zijn. Hij had goede contacten met deze leiders. Hij zei vaker: Ik ben 100% Katholiek en 100% Indonesiër. Ook later bij het conflict om Nieuw-Guinea wilde hij een oorlog tussen Indonesië en Nederland voorkomen. In december 1949 werd hij benoemd tot hoofdaalmoezenier van het Indonesische leger en dat bleef hij tot begin zestiger jaren.
In juni 1950 bracht hij zijn eerste officiële bezoek aan de Paus in Rome waarna hij ook nog naar Nederland doorreisde.
In 1961 gaf het Vaticaan Indonesië een eigen bisschoppelijke hiërarchie. Er zijn dan 6 aartsbisdommen en 19 bisdommen. Er werden door het Vaticaan op 3 januari 1961 drie Indonesische aartsbisschoppen benoemd. Mgr. A. Soegijapranata SJ in Semarang, Mgr. A. Djajasepoetra SJ in Jakarta en tenslotte Mgr. G. Maneh SVD in Indeh-Flores. Op de drie andere plekken zaten nog van oorsprong Nederlandse aartsbisschoppen.
Pausverkiezing
Ten tijde van zijn benoeming in 1961 was Soegijapranata in Europa in het kader van het Tweede Vaticaans Concilie. Hij was betrokken bij de organisatie van dit Concilie omdat hij een van de Aziatische geestelijken was.
Eind jaren vijftig kreeg hij last van zijn gezondheid. Hij kreeg in die jaren tweemaal een hartaanval. Begin 1963 werd hij opgenomen in het Elisabeth Candi ziekenhuis in Semarang en kreeg hij het advies om het rustig aan te doen.
Op 30 mei 1963 vertrekt hij van Indonesië naar Europa om deel te nemen aan de Pausverkiezing. Omdat hij niet mag vliegen met zijn hartklachten gaat hij per boot, de Galileo Galilei, naar Rome.
Na in Rome wat gerust te hebben volgde hij er het Concilie en nam deel aan de pauskeuze van Paus Paulus VI die Paus Johannes XXIII opvolgde.
Verzorging in Steyl
Na Rome reisde hij door naar Nederland. Van 29 juni tot 5 juli 1963 verbleef hij in het Canisius ziekenhuis in Nijmegen voor onderzoek en observatie. Na een week kwam hij op 5 juli naar Steyl bij de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, om zoals zijn secretaris Dr.J.Harsasusanta het uitdrukte, in een rustig klooster eens echt goed uit te rusten. In Indonesië had hij vaak contact met de vestigingen van de orde op Java en daarom was zijn keuze op deze orde gevallen. Hij kwam dus met zijn secretaris naar het Moederhuis van de zusters in Steyl.
De vroegere ziekenafdeling “Sint Anna” werd voor deze hoge gasten ingericht en geheel tot hun beschikking gesteld. Zuster Concordia kreeg de zorg voor deze afdeling toebedeeld. De Mgr. was wel veel bezig met zijn papieren want hij hoopte ook de 2e zitting van het Concilie te kunnen meemaken.
Op zaterdag 13 juli gaat hij nog naar Uden voor een reünie waar hij ook nog een toespraak hield in de aula van de Kruisheren voor zijn oud-studiegenoten.
Toespraak in Uden
Dokter Ton Hillebrand
In de nacht van 20 juli werd de Mgr. plotseling wakker en voelde hij zich erg moe. Morgens in alle vroegte werd dokter Hillebrand ontboden, die de Mgr. een injectie gaf. Dokter Hillebrand was internist en Geneesheer-Directeur van het ziekenhuis in Tegelen dat onder leiding stond van de zusters. Na de injectie voelde de Mgr. zich veel beter.
Op maandag 22 juli, om 20.20 uur, toen hij een weinig gedronken had, liet hij zich plotseling in de handen van secretaris vallen. Met hulp van een andere Indonesische priester die aanwezig was, werd hij in bed gelegd en diende men hem het H. Oliesel toe. Gedurende de bediening gaf de Mgr. de geest.
Overlijden in Steyl
Hij werd opgebaard in de gang bij de kapel van het klooster waar nog enkele foto’s werden gemaakt die naar zijn familie en president Soekarno werden gestuurd. De foto’s verschenen ook in diverse kranten. Van hieruit werd hij overgebracht naar een der rouwkamers van het ziekenhuis van de zusters in Tegelen, waar velen hem de laatste hulde kwamen brengen. Het is een komen en gaan van vooraanstaande geestelijke en wereldse leiders. Op 24 juli 1963 verschijnt er een rouwadvertentie in de Volkskrant namens het Aartsbisdom Semarang.
Nationale held in Indonesië
De katholieke leiders wilden hem hier begraven maar zijn familie en Soekarno wilden niet dat hij in Nederland begraven zou worden. Al op 26 juli 1963 verklaart hij Mgr. Soegijapranata tot een nationale held (Presidentieel Besluit No.152/1963). Hij was een “Pahlawan Indonesia, Putera Negara. Indonesische held, zoon van de Staat”. Hij moet zo snel mogelijk overgebracht worden naar Indonesië om daar op een van de Indonesische erevelden, in Indonesische bodem, begraven te worden.
In de loop van vrijdag 26 juli 1963 werd zijn lichaam overgebracht naar Schiphol waar hij werd opgebaard in de rouwkapel op Schiphol. Hij lag daar opgebaard in een speciaal hiervoor beschikbaar gestelde kleine zaal. Deze werd als “Chapelle Ardente” ingericht. Dat is een ruimte waar voorname personen kunnen worden opgebaard.
Om 20.30 uur werd door de bisschop van Haarlem, Mgr. van Dodewaard, een plechtige Absoute verricht. De Absoute “De laatste aanbeveling ten afscheid”, is een ritueel aan het einde van de katholieke uitvaartliturgie waarbij de lijkbaar wordt besprenkeld met wijwater en wordt bewierookt.
De zaal was overvol. Ook Prof. Dr. L. Beel, vice-president van de Raad van State, was hierbij aanwezig. Zaterdagmorgen werd zijn lichaam, in alle stilte, overgebracht naar een gereedstaand KLM-vliegtuig dat daarna naar Djakarta vertrok. In zijn geboorteland zal Soegijapranata overeenkomstig de wens van Soekarno en de familie van de overledene worden bijgezet op het kerkhof voor de Indonesische helden, de “Taman Pahlawan” in Semarang.
Op zaterdagmorgen 27 juli 1963 werd er in de Sint Jozefkerk van de Paters Jezuïeten in Nijmegen bij het Keizer Karelplein een requiem gehouden voor de zielenrust van de aartsbisschop van Semarang, Mgr. A. Soegijapranata S.J. De kerk was tot de laatste plaats bezet. Bernardus Kardinaal Alfrink ging voor in deze dienst en werd bijgestaan door diverse vooraanstaande andere geestelijken. Pater Prof. Dr. J. van Nieuwenhoven S.J. fungeerde als ceremoniarius. Als diaken en subdiaken fungeerden twee jonge Indonesische priesters J. Mangunwidjaja en J. Kartosiswaja die ook in de rouwadvertentie werden genoemd. Vele prominente persoonlijkheden uit het kerkelijk en maatschappelijk leven woonden deze dienst bij. Dr. Moh. Sharif, zaakgelastigde van de Republik Indonesia in Den Haag, ontving na de dienst in een van de zalen van de pastorie de condoleances van velen. Nb: In 2004 ging deze kerk over naar de Karmelieten en werd het de Titus Brandsma Gedachtenis kerk.
Begraven op Ereveld Giri Tunggal
Zondagavond 28 juli 1963 om 18.25 uur landde het KLM-vliegtuig in Djakarta op het vliegveld Kemajoran. Onder militaire begeleiding werd de kist, bedekt met de nationale vlag, overgebracht naar de Kathedraal van Jakarta. De kathedraal zat stampvol en de Monseigneur werd er opgebaard. De militairen betrokken de erewacht. De hele nacht bleef hij daar opgebaard om de katholieken de gelegenheid te geven te komen bidden.
Maandagochtend 29 juli was er om 9.30 uur een requiemmis in de kathedraal, opgedragen door aartsbisschop van Jakarta. Hierna werd het lichaam overgebracht naar het vliegveld waar een militair Hercules-vliegtuig gereed stond om het lichaam over te brengen naar Semarang.
Om 12.45 uur landde het vliegtuig op het vliegveld “Kalibanteng” in Semarang. Een grote menigte maakte zijn opwachting. Vandaar werd zijn lichaam overgebracht naar de Kathedraal Randusari waar de vlaggen drie dagen halfstok hingen in het kader van de nationale rouw. In de kathedraal werd de plechtige Absoute gehouden. Daarna werd buiten op het grote veld, om 16.00 uur de afscheidsdienst gehouden. De kathedraal zou veel te klein zijn geweest. Er waren hierbij 400 genodigden aanwezig en verder nog de staande menigte die bijna het hele veld vulde.
Daarna werd de kist overgebracht naar de zaal van het provincieberaad en daar opgebaard te midden van bloemstukken en kransen. De hele nacht konden duizenden belangstellenden hun opwachting komen maken.
Dinsdag 30 juli morgens was er eerst nog een H. Mis waarna om 8.00 uur de plechtige Nationale begrafenis startte. Daarna werd de kist door militairen naar buiten gedragen en volgden er diverse toespraken. Na een militair eerbetoon en geweerschoten ging de stoet stapvoets zuidwaarts naar het Ereveld Giri Tunggal. Langs de weg stond het vol mensen, in totaal waren het er mogelijk wel 100.000. Nog nooit had Semarang zo’n begrafenis gezien staat er in het artikel van de Jezuïeten.
Bij het graf werd opnieuw een Absoute gehouden en volgde het begrafenisritueel. Tenslotte werd onder geweersalvo’s en militair eerbetoon de kist neergelaten.
Ibu Fatmawati (echtgenote van Soekarno) was de eerste die de kist met welriekende bladeren en zand bestrooide, daarna volgden de andere hoge aanwezigen.
Tot slot werd er nog openbaar gebeden. Hiermee werd de plechtigheid besloten.
Daarna kon men nog een drankje en een hapje krijgen naar landelijk gebruik.
Mgr. Soegijapranata ligt op “Giri Tunggal Helden kerkhof” begraven. Voor de katholieken in Indonesië is het een bedevaartsoord geworden.
Publicaties over Albertus Soegijapranata
In Indonesië is er veel geschreven over het leven van Albertus Soegijapranata.
In 2003 verscheen er een biografie “Soegija, Si Anak Bethlehem van Java” geschreven door
Dr. G. Budi Subanar. In 2015 kwam er een Engelse versie “Soegija, a child of Bethlehem van Java”
In 2012 is er ook nog een film gemaakt over zijn leven en zijn opstelling in de Indonesische vrijheidsstrijd.
Documentatie:
Archief Zusters Goddelijke Voorzienigheid Steyl, Dossier Soegijapranata, aanwezig in Sint Agatha
Tijdschrift de Paters Jezuïeten. Missienieuws Jrg.71 no.4 sept-okt 1963 Themanummer.
Dit tijdschrift is aanwezig in het dossier Soegijapranata.
Delpher krantenarchief en internet.
Themanummer Soegijapranata Jezuiten In 1950 met Sukarno op de foto
Opgebaard bij Zusters Goddelijke Voorzienigheid Semarang: De teraardebestelling
Ticket 1963 van de boot naar Rome