Veel zaken in het leven van de zusters in de verschillende kloosters is vastgelegd in regelgeving. Zo ook de kleding welke de zusters in de verschillende fases van hun intreden in een klooster dragen. Maar ook de weg naar de eeuwige professie is nauwkeurig beschreven in de constituties van de verschillende congregaties. De zusters van de Congregatie van de Goddelijke Voorzienigheid uit Steyl en Tegelen zijn daarop geen uitzondering. Echter, in 1997 verandert er het een en ander op kledinggebruik. In dat jaar werd afscheid genomen van het kleding voorschrift men dien verstande dat kleding niet direct moest opvallen. Rode, groene of andere felle kleuren werden afgeraden. De voorkeur ging uit naar burgerkleding in grijs of blauw. Einde 1999 werden ook pantalons als kleding toegelaten. Uiteraard heeft iedere tijdsfase ook zijn eigen kledingdracht. Dit geldt voor zowel de burgermaatschappij alsook het religieuze leven. Ook iedere fase in het leven van een kloosterling kent zijn eigen kleding, van kandidate tot Eeuwige Professie. De zusters van de Goddelijke Voorzienigheid kennen vier fases welke leiden tot het uiteindelijk toetreden in het kloosterleven. Met ieder zijn eigen kleding.
Kandidaat
een periode van kennismaken met het kloosterleven en het aftasten beider zijden of een mogelijk intreding in het kloosterleven mogelijk is. Omdat het leven in een klooster vergeleken met het leven in de buitenwereld nit met elkaar te vergelijken zijn is het vaak voor nieuwelingen moeilijk om van te voren te bepalen of dit werkelijk is wat zij zoeken. De kandidaatsperiode is bedoeld om bij zichzelf ten rade te gaan of de roeping, welk vaak aanleiding is tot het toetreden, ook werkelijk een vervolg kan krijgen. Deze periode duurt niet langer dan 6 maanden. Gedurende deze periode draagt men nog zijn eigen kleding.
Postulaat
indien met na de kandidaatsperiode zich alsnog tot God geroepen voelt en men kan voldoen aan het leven in een klooster wordt men toegelaten als postulante. Dit is ook de eerste keer dat men kleding van het klooster mag dragen.
Postulante zijn in de regel tussen de 20 en 30 jaar, hebben een ontwikkeling doorgemaakt die opname in een klooster mogelijk maakt, moet een bepaalde rijpheid doorgaan zijn, de bereidheid hebben zich voor anderen in te zetten, moet bereid zijn tot gebed en men moet de uitdrukkelijke wens hebben om zijn verdere leven als religieuze in een klooster door te brengen. De postulaat periode duurt 1 jaar. In deze periode staat zij onder leiding van een zuster welke al de eeuwige professie heeft afgelegd en samen breiden zij hun kennis op allerlei gebieden uit. Na een jaar beslist de provinciaal overste of de betreffende zusters wordt toegelaten tot het noviciaat.
Noviciaat
Na toestemming van de provinciaal overste wordt een zuster toegelaten als novice. Ook hier gelden weer strenge regels waaraan de kandidaat moet voldoen: lichamelijk, geestelijk en psychische gezondheid, de wil om zich in te zetten in de apostolische dienst, het meewerken aan het verwezenlijken van het gemeenschapsleven, bereidheid tot persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus en de duidelijke wens Hem na te volgen. In feite begint nu het echte kloosterleven. Ook deze periode kent zijn eigen, voor andere herkenbare, kleding. De opleiding, welke twee jaar duurt kent, is tweeledig. Enerzijds het religieuze leven, anderzijds het groeien in het leven van de congregatie. Gedurende de twee jaar staat zij onder toezicht van een novicemeesteres. Hier kan men al kiezen welke mogelijke opleiding, bijvoorbeeld onderwijs of ziekenverzorging, kan of wil gaan volgen. De novice kan echter hier ook beslissen om toch de congregatie te verlaten, zij is hier vrij in. Echter dit is wederzijds, ook de kloosterleiding kan beslissen om een novice als ongeschikt aan te wijzen en haar wegzenden.
Professie
In de laatste periode van het noviciaat worden de zusters voorbereid op de tijdelijke professie, welke uiteindelijk leidt tot de eeuwige professie. Inmiddels dragen de zusters, als teken van wijding en getuigenis van armoede het omschreven kloosterkleed en de ring. Een periode van twee maanden voorbereiding, waarin de zusters deze tijd binnen de communiteit doorbrengen en deelnemen aan een retraite. Na afsluiting van deze periode volgt het junioraat, de tijd tussen de tijdelijke en eeuwige professie. Een periode waarin de zuster tot een vrije en bewuste keuze moet komen voor intreden in de communiteit en wel voor het eeuwige leven. Verdere verdieping volgt. Er wordt geëngageerde inzet gevraagd, verdieping in het gebed en van de persoonlijke roeping. Ook tijdens deze periode wordt de junioriste begeleid door een andere zuster. Het junioraat duurt over het algemeen vijf jaar. Een verlenging van vier jaar is mogelijk zodat het junioraat maximaal negen jaar kan duren. De vijf jaar periode wordt in vier delen opgedeeld. Na het eerste jaar vernieuwt de zuster de periode twee keer met een jaar en daarna nog eenmaal met twee jaar. Na deze periode dient de zuster een verzoek bij de provinciale overste in om toegelaten te worden tot de eeuwige professie. Dit verzoek wordt neergelegd bij de generale overste. In overleg met haar raad volgt de uiteindelijke beslissing. De voorbereiding tot de eeuwige professie duurt gemiddeld vier weken met wederom een retraite. Daarna spreekt de zuster de formule uit waarna zij toegelaten wordt tot de communiteit:
“God, onze Vader, Uw liefde roept mij.
Om in de congregatie van de zusters van de Goddelijke Voorzienigheid Uw Zoon Jezus Christus na te volgen. U, de drieëne God, beloof ik, zuster N.N voor zuster (naam provinciaal of generale overste) en voor alle aanwezigen voor mijn leven, indienst van de kerk, armoede, gehoorzaamheid en maagdelijkheid omwille van het Rijk Gods volgens de constituties van de congregatie van de zusters van de Goddelijke Voorzienigheid.”