De ongelijke strijd en de gevolgen hiervan

Natuurlijk, Nederland had zich ingesteld op een oorlog met Duitsland maar hoopte, net als bij de eerste wereldoorlog neutraal te kunnen blijven. Toch waren alle troepen in 1940 tot paraatheid geroepen omdat de tekenen van een inval steeds duidelijker werden.

Mobilisatie training van Bér Wolbertus in ’t Harde (collectie Jos Wolbertus)

Aan de westzijde van de Maas waren de vele bunkers inmiddels bezet door de vele dienstplichtigen die tijdens de mobilisatie periode hun opleidingen hadden gevolgd.

Zo ook Willem Doesborgh en Bér Wolbertus, beiden afkomstig uit Tegelen en beiden dienstplichting. Uit overgeleverde verhalen weten we dat Wolbertus de bunker bij het veer in Baarlo verdedigde terwijl Wim Doesborgh naar alle waarschijnlijkheid een bunker noordelijk van Kessel bezette.

Zolang er geen schot gelost werd vermaakten de militairen zich in het mei-zonnetje. “Het zal ons toch niet gebeuren” was een veelgehoord geluid.

Verslag van commandant Small over de eerste uren: “Nadat de stellingen door ons volledig waren bezet begonnen rond 03.00 uur de Duitse vliegtuigen over ons heen te trekken. Niemand dacht aan oorlog en wij zaten doodkalm bovenop onze stellingen de bedrijvigheid in de lucht gade te slaan. Totdat plotseling rond 04.00 uur een mitrailleur begon te ratelen aan de overkant van de Maas in het klooster van de Duitse paters. Niemand dacht nog aan vijandelijke infanterie en wij bleven rustig eten brengen aan de bezetting der kazematten”.

Ook de Tegelse bevolking kwam en masse naar buiten om te kijken wat die herrie wel niet was. De “herrie” werd veroorzaakt door honderden laagvliegende vliegtuigen. Soldaten krijgen de opdracht de bevolking weer naar binnen te dirigeren.

Het rapport geschreven door Kapitein J.Cornet meldt dat om 04.46 de eerste Duitse soldaten in Steyl zichtbaar zijn. De Duitsers nemen stellingen achter de dikke muren van het klooster en bestoken de bunkers aan de Baarlose kant. De aanval zal echter niet van de oostzijde van de Maas komen.

Omstreeks 09.00 steken de Duitsers, onder dekking van rookgordijnen de Maas over bij Kessel en de aanwezige soldaten daar worden gevangengenomen. Rond 10.00 uur trekken de Duitsers zuidwaarts verder om ook de bunkers tot aan Steyl en Blerick van achteren aan te vallen. Twee van deze gevangenen waren Wim Doesborgh (GB 3-2) en Bér Wolbertus. (GB 2-2)

 

Midden Wim Doesborgh, rechts Herman Bartels, links Pauw Teeuwen (collectie familie Doesborgh)

 

Het verhaal van Wim Doesborgh verteld door de dochter en zonen in januari 2024, zoals zij dit in herinnering hebben:

 

Wim Doesborgh (r) tijdens mobilisatie (collectie familie Doesborgh)

Willem Doesborgh (4.2.1916 – 25.1.2004).

Willem, roepnaam “Wim”, werd in mei 1940 als dienstplichtige (23 jr.) krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar de omgeving van Stettin en geïnterneerd in het krijgsgevangenenkamp aldaar.

(Stalag  II-D te Stargard – 30 km. ten oosten van- Stettin, het huidige Szczecin in Polen. Dit waren kampen voor krijgsgevangenen- en dwangarbeiders.

Noordelijk van Kessel zaten zij, een manschap of 7, in een kazemat en werden op 10 mei  1940, de dag van de Duitse inval, verrast door een Wehrmacht- eenheid, die vanuit een gefabriceerde nevel op de Maas, plotseling achter hen stond.

Hun commandant Bartels[1] werd ter plekke, voor hun ogen, doodgeschoten en de soldaten door de bezetter demonstratief door Tegelen afgevoerd. Lopend vanaf Kessel naar Nijmegen, met handen op het hoofd door de Kerkstraat, waar zijn verloofde, onze moeder Maria Ewalds (geb.18-09-1917 ovl.30-04-2007), hem nog net even voorbij zag gaan.

Verder vanuit Nijmegen per trein naar Stettin.

Een half jaar zaten ze er gevangen, toen ze onverwachts werden vrijgelaten; een dwangmethode, zo bleek, van Hitler/het Naziregime om druk uit te oefenen op de Nederlandse regering, dat zodra men verder niet voldoende meewerkte de desbetreffende personen opnieuw geïnterneerd zouden worden.

Dat halfjaar Polen/Stettin heeft voor altijd diepe sporen nagelaten in ons gezin.

Onze pa, vertelde er slechts héél zelden over en zou het niet hebben overleefd, als in de soldatengroep niet de ongeveer 15 jaren oudere Pauw Teeuwen uit Lottum/Blerick een van de soldaten van zijn groep was geweest. Deze Pauw (wij noemden hem ome Pauw en gingen vaak op bezoek in hun spoorhuisje vlakbij de lijn Venlo-Nijmegen) zorgde in het kamp ervoor, dat de groep en mijn vader “zich inhield”, wanneer zij zich, ter intimidatie, moesten opstellen om verplicht toe te kijken hoe met name Poolse en Slavische gevangengenomen dwangarbeiders werden gemarteld door Duitse sadisten. Dit door o.a. hun ogen uit te steken, hun vervolgens onder prikkeldraad door te laten kruipen en schedels eraf te mitrailleren, wanneer ze dan hun hoofden té hoog optilden… Wanneer de toekijkende krijgsgevangenen er dan op reageerden, wat van zeiden óf in actie wilden komen tegen dit onrecht, werden zij ter plekke geëxecuteerd.

Onze vader was een zachtzinnige man, die door dat gebeuren zware psychische klachten had gekregen: nachtmerries, depressies, angsten etc. Periodiek uitte zijn oorlogstrauma zich dan in herbeleving van de heftige beelden uit het kamp, bijvoorbeeld door paniek om zelf achtervolgd en neergeschoten te worden door Duitse soldaten.

Het heeft een grote impact gehad, in totaliteit, op zijn leven en werk en op dat van zijn gezin.

Hulp is in de oorlogsjaren die volgden nog gezocht bij de toen bekende psychiater op het gebied van oorlogstrauma, Schim van der Loeff uit Venray; desondanks achtervolgde deze oorlogservaring hem helaas tot aan zijn dood in 2004.

Na de oorlog bezocht de Groep nog regelmatig in Blerick het graf van hun terechtgestelde korporaal H.A.H. (Herman) Bartels.

Verder moeten we, jammer genoeg, vaststellen, dat ook anno 2024, deze pijnlijke ervaringen uit het verleden nog geen verschil hebben kunnen maken voor actuele oorlogsslachtoffers en zinloze vernietiging door oorlogsgeweld wereldwijd.. zonde, ook van alle geldverspilling en kapitaalvernietiging, waar zoveel beters mee gedaan kan en móet worden…”

 

 

 

Bér Wolbertus (13.4.1919 – 27.10.1990)

Helaas weten we van Bér Wolbertus veel minder over deze periode. Ook hij sprak weinig of eigenlijk geheel niet over de gevangenneming en wat zij meegemaakt hebben. Wat we weten is summier:

  • Dienstplichtig en ingedeeld in grensbataljon GB 2-2, sectie vijf onder commando van sergeant – majoor Small. Koepelkazemat G112 bij veer Steyl.
  • Gevangengenomen op 10 mei 1940
  • Afgevoerd naar station Tegelen
  • Zou op het station geroepen hebben: “Vertel verder, Wolbertus leeft nog”.
  • Via Kaldenkirchen na alle waarschijnlijkheid afgevoerd naar kamp Neubrandenburg.

Kamp Neubrandenburg waar B. Wolbertus na alle waarschijnlijk verbleef. (oorlogsbronnen.nl)

 

Neubrandenburg was een gevangenkamp. Als eerste groep kwamen hier Poolse soldaten, later gevolgd door andere nationaliteiten waaronder Nederlanders. Eind mei zaten er ongeveer 3000 Nederlanders gevangen. De leefomstandigheden in het kamp waren slecht. De krappe, vochtige en tochtige hokken, het gebrek aan licht, maar vooral de ontelbare luizen die een ware plaag vormden voor de mannen, zorgden voor veel ongemak en geklaag. Dat gold ook voor de slechte bodemgesteldheid. Bij regenval veranderde de zanderige bodem vrijwel onmiddellijk in één groot modderveld. Hierdoor restte de gevangenen bij slecht weer niet veel meer dan in hun bedompte barakken te blijven, waar het altijd ontbrak aan frisse lucht.

Blijkbaar ervoer niet iedereen het verblijf zo. Uit het verslag van sergeant Gijsbers welke ook in mei in Neubrandenburg zat en via Hamburg naar Arnhem terug is gereisd.

De behandeling, die wij Hollanders, hebben ondervonden, is zeer goed te noemen. Alle verhalen die in omloop zijn gebracht, over een slechte behandeling moet ik tegenspreken. In ons kamp te Neubrandenburg heeft geen enkele Hollander over een slechte behandeling te klagen gehad. Wij werden met achting behandeld en werden zelfs, soms niet geringe, kwajongensstreken door de vingers gezien. De kampleiding kwam ons in alles tegemoet en de officieren gingen zeer vertrouwelijk met de Hollandse soldaten om.
Onze bewakers waren soldaten en onderofficieren die in de Wereldoorlog hadden gestreden. Een soldaat of een “
Gefreiter” was belast met het toezicht over een compagnie, een onderofficier voerde het bevel over een Bataljon, dat in ons kamp minstens uit 7 of 8 compagnieën bestond. Onze Kompanieführer, Thimm geheten, keek heel nors, maar hij meende het toch niet slecht. Hij sprak een Noord-Duits dialect dat bijna niemand van ons kon verstaan. De Bataljonsführer, iemand die de 50 jaar zeker had bereikt, was een fijne kerel, die heel goed een grap verstond en waarmee ieder goed kon opschieten.

In juni 1940 werden de Nederlanders vrijgelaten en per trein naar Arnhem vervoerd.

Lijst krijgsgevangenen (collectie Jos Wolbertus)

 

Arbeiteinsatz

 Nadat vanaf 1943 de Duitsers alle mannen die in 1940 dienst hadden gedaan had opgeroepen om te worden ingezet bij de Arbeitseinsatz doken veel mannen onder. Soms na een korte periode gewerkt te hebben in met name de Duitse staalindustrie, soms al vanaf de oproep. Deze mannen hebben anderhalf jaar steeds achterom moeten kijken. Meer dan 200 Tegelenaren waren hierbij betrokken. Ondergedoken zat men met de angst verraden te worden, ontdekt te worden, druk op familie en kinderen, te weinig voedsel enzovoorts. Een periode die pas op5 maart 1945 met de bevrijding door de Amerikanen eindigde.

Op deze pagina kunt u diverse verhalen lezen over wat deze mannen, die ingezet werden, is overkomen.

Jos Wolbertus & Sjeng Ewalds

 

Aanvullingen ontvangen we graag! Email info@hktegelen.nl

[1] Hermanus (Herman) Antonius Hubertus Bartels, 33 jaar, Korporaal derde compagnie, tweede Grensbataljon, tweede Regiment Infanterie, op 10 maart 1907 te Blerick geboren, wonende Grote Molenstraat 46 te Blerick, op 10 mei 1940 te Kessel gesneuveld. Laatste rustplaats op het militair ereveld Grebbeberg te Rhenen, grafnummer 13-23 (GA Venlo, Burgerlijke Stand Maasbree, afdeling Blerick, akte 58/1940).