Gerrit van der Vorst schreef diverse blogs op https://sefderkx.blogspot.com/ over Kamp Steyl. Met toestemming van Gerrit zijn deze blogs hieronder gebundeld. Reacties op deze blogs ontvangt Gerrit graag (gp.vandervorst@xs4all.nl).

 

De RK Landbouwschool in Horst werd eind 1944 afgezet met prikkeldraad en tijdelijk als kamp voor politieke delinquenten uit Noord-Limburg gebruikt (www.heemkundehegelsom.nl).

De overkant van de Maas werd eerder bevrijd dan Venlo. Daar begon men ook eerder met het oppakken van verdachten. Vanaf 1 december 1944 werden die opgesloten in het gebouw van de Landbouwschool in Horst. Er is weinig bekend over de omstandigheden, maar duidelijk mag zijn dat zo’n schoolgebouw beperkte faciliteiten bood als een gevangenis.

Mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten arresteerden zonder de vereiste mentale vaardigheden en zonder wettelijke kennis en bevoegdheden (NIOD). Er werd voortdurend met wapens gezwaaid.

Arrestatie van een vrouw door twee gewapende BS’ers (NIOD).

Een NSB’er moest van acht uur ‘s ochtends tot zes uur ’s avonds staan en had het tot grote hilariteit in zijn broek gedaan (NIOD).

Het was een wild-west-periode. De meeste arrestaties geschiedden door de Binnenlandse Strijdkrachten, waarbij zich razendsnel allerlei ‘foute’ figuren aansloten. Zo kon het iemand, die ten onrechte als ‘fout’ werd aangemerkt, overkomen dat hij met veel machtsvertoon en wapengekletter werd gearresteerd door een voormalige zwarthandelaar in een BS-overall of door een politieman die tijdens de bezetting joodse mensen had gearresteerd (de jodenvervolging was bij de zuiveringen geen issue).

 

De Duitse school in Venlo (Fotovakschool, University of Applied Photography).

Vanuit de leunstoel van nu waren het hoogst verwerpelijke taferelen. Maar in de bevrijdingsroes waren ernstige misstanden niet te voorkomen. De cellen van politiebureaus en gevangenissen puilden in korte tijd uit. Daarom ging men over op totaal ongeschikte ruimten, zoals scholen, kazernes, loodsen, fabriekshallen en voormalige concentratiekampen. Na de bevrijding van Venlo werden hier politieke delinquenten vanaf 20 maart 1945 ondergebracht in de Deutsche Schule in de Julianastraat.

Er moest al gauw huisvesting voor langere tijd komen, met aanzienlijk meer capaciteit. Daarvoor kwam men uit in Steyl, waar de Missie-paters het gebouw van hun drukkerij beschikbaar stelden. Op 12 februari 1941 was het Missiehuis van Steyl in beslag genomen en daarna was de machtige rotatiepers weggehaald uit de drukkerij. (In 1947 of 1948 werd die pers teruggehaald uit het toenmalige Tsjecho-Slowakije.) Het gebouw stond dus leeg en werd voorlopig niet gebruikt. In mei 1945 werd begonnen met de inrichting als kamp en vanaf 1 juni kwamen de gevangenen.

 

Advertentie in het Dagblad voor Noord-Limburg van 1 juni 1945, waarin een kok werd gezocht met ervaring in de militaire keuken.

Wie nu denkt dat de paters een redelijk prettige omgeving hadden aangeboden voor al die maatschappelijke verschoppelingen zit er flink naast. Het gebouw was zwaar beschadigd, alle ruiten waren kapot en op de daken ontbraken veel pannen.

Het gebouw bood in totaal een bruto vloeroppervlak van 3.713 vierkante meter, verdeeld over 4 verdiepingen. Op de begane grond 967 vierkante meter, 833 op de eerste verdieping, 983 op de tweede en 916 op de derde plus een torenkamertje van 14 vierkante meter. Beslist niet te royaal voor soms meer dan 750 (!) gevangenen en alle bijbehorende voorzieningen zoals slaapzalen. Dat geheel boden de paters aan voor een ‘spotprijs’ van 16.000 gulden per jaar –uiteraard exclusief verwarming e.d. – welk bedrag later na protest van de accountant van het Militair Gezag verlaagd zou worden.

Delinquenten in een kamp in Heerlen (NIOD). De een op schoenen, de ander op klompen en weer een ander op kousenvoeten?

Delinquenten in een kamp in Heerlen (NIOD). De een op schoenen, de ander op klompen en weer een ander op kousenvoeten?

De rechteloze verdachten kwamen in Steyl terecht in een haveloze omgeving, waaraan veel opgeknapt moest worden. De eerste lichting van circa 170 mannen en 80 vrouwen in juni kwam veel te kort. De sanitaire voorzieningen en overige leefomstandigheden waren volstrekt onvoldoende. Er was een groot gebrek aan tafels, banken, bedden, strozakken, keukenbenodigdheden en wat dan ook. Aan kleding en schoeisel ontbrak het eveneens. Dat laatste was een probleem voor de exploitatie van het verblijfs- en bewaringskamp Steyl. Het kamp moest zich namelijk zelf bedruipen, door de dwangarbeid door de gedetineerden en dat ging grotendeels om werk buiten het kamp. Zonder kleding en schoenen konden veel gedetineerden die dwangarbeid niet verrichten.

Dwangarbeid door politieke delinquenten in Veenhuizen.

Het mag duidelijk zijn dat er sprake was van schrijnende leefomstandigheden voor mensen die alles hadden verspeeld.

De stille getuige van al die ellende, het gebouw van de drukkerij in de latere staat.

 

Fien M.

Kamp Steyl raakte in 1945 tjokvol. Gemiddeld zaten er meer dan 600 gevangenen, op een vloeroppervlak van circa 3.700 vierkante meter. Rekening houdend met algemene ruimten was het proppen in het zwaar gehavende gebouw dat voor het huisvesten van mensen toch al totaal ongeschikt was.

Aantallen gevangenen in Kamp Steyl in 1945 (Nationaal Archief).

De omstandigheden waren bar en boos. Eigen schuld, dikke bult voor die landverraders, zullen lezers misschien denken. Maar de meeste gedetineerden in Steyl waren nog niet berecht. En, zeker, er zaten oorlogsmisdadigers onder, maar ook volmaakt onschuldigen en (zeer) lichte gevallen. Mensen die weinig of niets op hun kerfstok hadden – vaak minder dan bijvoorbeeld de gemiddelde politieman of gemeenteambtenaar, of dan sommige mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten die veel arrestaties verrichtten.

Een kaalgeknipte ‘moffenmeid’ tussen joelende omstanders (NIOD). De volkswoede had zich meteen na de bevrijding gericht op veel van dergelijke lichte gevallen, ook in Venlo.

Zwarthandelaars, ‘echte’ collaborateurs en profiteurs van groot formaat konden rustig blijven rondwandelen. Althans volgens een bericht in het Dagblad voor Noord-Limburg van 16 juni 1945. Veel van die figuren hadden zich tijdig ingedekt. Minder doortrapte ‘brood-NSB’ertjes en kleine zwarte Pieten’ waren in grote getale aangepakt, zo luidde een algemene klacht over de zuiveringen. En vaak ongenadig hard aangepakt. Een inwoner van Tegelen schreef daarover: ‘Voor mijn vader moet het ’t meest vernederende moment in het leven zijn geweest, toen hij in een groep “volksverraders” door Tegelen werd gevoerd. Ik heb dat beeld scherp op het netvlies. Vlak bij ons huis over de Bergstraat kwam die groep aanmarcheren, gedreven en begeleid door bewapende mannen.

Arrestatie ergens in Nederland (NIOD). Er zijn geen foto’s bekend van dergelijke arrestaties in Venlo.

De vader moest later dwangarbeid verrichten bij boeren in de omgeving. Toen zijn kinderen hem daar eens boterhammen brachten, liet hij zich ontvallen ‘Wat heb ich óg toch aangedaon!’ Een belangrijk punt. Het ging namelijk niet alleen om de circa 150.000 gevangenen, maar met hen waren meer dan 400.000 gezinsleden verbonden, die ook verketterd werden. Dat was een niet te verwaarlozen deel van de Nederlandse bevolking die toen zo’n 9 miljoen zielen telde.

En ook in Kamp Steyl zaten mensen maandenlang in voorarrest, zonder dat het tot berechting kwam. Het justitiële apparaat was totaal overbelast. De buitenwacht kreeg zo de indruk dat de publiekelijk al zo zwaar vernederde verdachten wel erge wandaden moesten hebben begaan.

Het Dagblad voor Noord-Limburg berichtte al op 21 augustus 1945 over de interneringsproblematiek (Gemeentearchief Venlo).

Een van de mensen waarvan later duidelijk werd dat ze ten onrechte vast hadden gezeten, onder meer in Kamp Steyl, was de bekende Venlonaar Lei Kemps. Hij zat 360 dagen gevangen op een valse aanklacht, naar later bleek. De arrondissementsrechtbank in Roermond zou hem in maart 1952 de maximale schadevergoeding van acht gulden per dag toekennen, in totaal 2.880 gulden.

Lei Kemps had tijdens de bezetting de Venlose korpschef in De Bovenste Molen zien ‘fuiven’ met Gestapo-beambten (privécollectie). Dat was hem na de bevrijding lelijk opgebroken, toen hij meteen een kamp werd ingewerkt.

Een schrijnend geval was de Venlose Fien M. Fien was niet voor het geluk geboren. In het weeshuis was ze doof geworden en daarna was haar huwelijk een hel geworden. Haar echtgenoot, NSB’er van het eerste uur en later SS’er, had haar bedreigd en bedrogen. Desondanks had Fien haar vier kinderen zo goed mogelijk opgevoed. In 1944 was een zoontje op zevenjarige leeftijd overleden aan beenkanker. Daarna was haar echtgenoot – inmiddels ontslagen als Rottenführer bij de Waffen SS: ‘charakterlich ungeeignet’ – van haar gescheiden, om te hertrouwen met een Weense vrouw.

Fiens echtgenoot (midden) met andere Venlose nationaal-socialisten (privécollectie). Begin 1946 zou hij in Oostenrijk gearresteerd worden door de geheime dienst van het Amerikaanse leger en in de mist verdwijnen.

Fiens probleem was dat haar ex-echtgenoot haar lid van de NSB had gemaakt. Maar NSB-lid 121185 had nooit iets fouts gedaan. Toch zou ze tot 5 februari 1946 in Kamp Steyl moeten blijven. Zonder haar drie jonge kinderen en ondanks een smeekbede van een ex-schoonzuster. In Kamp Steyl zat ze tussen veel lichte gevallen, maar ook met onbetwiste oorlogsmisdadigers, zoals de verrader Fattie Pannemans.

Foto van Fattie Pannemans, waarmee illegale werkers tijdens de bezetting voor hem gewaarschuwd waren (Nationaal Archief). Pannemans was het zwarte schaap van een keurige familie. Hij had joodse Nederlanders in handen van de Sicherheitspolizei gespeeld.

Na acht ellendige maanden bleken er uitsluitend gunstige verklaringen te liggen en mocht Fien alvast naar huis. Het Hoofd van de Politieke Rechercheafdeling te Venlo adviseerde tot onvoorwaardelijke buitenvervolgingstelling. Om onbegrijpelijke redenen nam het Bijzonder gerechtshof in Den Bosch dat advies niet over: Fien M. werd pas op 19 november 1946 buiten vervolging gesteld, op voorwaarde dat ze zich drie jaar als een goed Nederlander zou gedragen. Ze had nooit anders gedaan.

 

Fien M. in Kamp Steyl (privécollectie).

Een raadselachtig drama in Steyl

Ex-burgemeester Zanders was ontsnapt uit Kamp Steyl. Blijkbaar kende bewaking in die tijd zwakke plekken, want Jo Zanders was bepaald niet de enige die wist te ontkomen. In verband daarmee ontvouwde zich op woensdag 23 januari 1946 in Steyl een merkwaardige geschiedenis die uitmondde in een drama.

De sensationele koppen boven het verslag in het Dagblad voor Noord-Limburg van 24 januari 1946.

Het begon allemaal met een bezoek van een jonge reiziger in vulpennen aan Venlo. Aldaar vernam de man van de ontsnappingen uit Kamp Steyl. Hij liep meteen naar het politiebureau, waar hij vertelde dat hij een aantal voortvluchtigen zou kunnen arresteren.

Het politiebureau in de Lohofstraat anno 1947.

Nadat men hem als een fantast buiten de deur had gezet, liep de man naar het plaatselijke bureau OVW (oorlogsvrijwilligers). Daar nam men hem wel serieus en Kamp Steyl werd gebeld. Het kamp stuurde een korporaal met een auto en OVW gaf een spoorwegman mee, die als onbezoldigd rijksveldwachter, arrestaties zou mogen verrichten.

In veel steden was een aanmeldingsbureau OVW gevestigd (De Volkskrant van 24 mei 1946, www.delpher.nl).

De reiziger gaf de chauffeur vervolgens opdracht om eerste even naar de krant te rijden.

Het was circa 3.30 uur. Het gewone leven van alledag op het Venloos redactiebureau. Copy wordt geschreven, bewerkt, correspondentie afgewerkt, zetproeven gecorrigeerd. Mensen, die in- en uitlopen en dan is er een, die plotseling de bijzondere aandacht heeft.

“Ik moet een verslaggever hebben en een goede, de beste die er is!”

Een man van middelmatig postuur, gekleed in een grijze overjas, met een paar donkere ogen, die fel priemen onder een groene hoed, staat druk te gesticuleren met zijn glacé handschoenen.

Sceptisch werd er naar de bezoeker gekeken. Wat moest die man? Uiteindelijk wees de hoofdredacteur een jonge journalist aan. De man met de groene hoed vroeg of de anderen een revolver hadden. Volgens de korporaal-chauffeur zouden ze in Kamp Steyl wel wapens krijgen. Daar aangekomen, vroeg de onbekende man de commandant te spreken en wilde hij alle gevangenen in de ogen zien, om daaruit zijn conclusies te trekken. Kampcommandant Baer Weekers bevond zich echter bij dokter Verstegen in Steyl. In de wachtkamer van de dokter liep het gesprek tussen de reiziger en de kampcommandant meteen finaal uit de hand.

Fragment uit het verslag in het Dagblad voor Noord-Limburg van 24 januari 1946.

Nadat kampcommandant Weekers een revolver trok – ‘Handen omhoog’ – leek het geval met een sisser af te lopen. Helaas klemde de deur, waardoor de commandant zijn opponent even uit het oog verloor. Die wierp zich meteen op hem en vechtend rolden beide mannen door de gang. De korporaal kwam op het rumoer af en wilde meteen schieten, maar de dokter pakte hem bij zijn arm. Toen de reiziger riep: ‘Vrienden schiet hem neer!’, doelende op de commandant, rukte de korporaal zich echter los. Samen met de journalist probeerde hij de onbekende te kalmeren. Maar de commandant dacht dat beiden in het complot zat en richtte zijn revolver naar hen. De onbekende was volkomen door het dolle heen en de korporaal schoot de ongewapende man neer. Een aalmoezenier, die toevallig binnenkwam, kon het stervende slachtoffer nog van het Heilig Oliesel voorzien. Bij onderzoek bleek het slachtoffer de 25-jarige Jacques Theodoor (Jac) Beurskens te zijn, uit Ell bij Thorn.

Jac. Beurskens.

Hij was vroeger bij de Gezagstroepen in Venlo geweest, maar was na zijn vertrek uit de dienst steeds meer tekenen van geestelijke problemen laten zien. Hij had gemeend bijzondere hypnotische gaven te hebben en had zich voorgesteld de gevangenen in Steyl te hypnotiseren. Aldus zou hij gegevens hebben kunnen verzamelen, waarmee Jo Zanders en andere ontvluchte personen weer gearresteerd zouden kunnen worden.

Het neerschieten van een ongewapende jongeman in geestelijke nood was een drama dat te voorkomen was geweest. Het paste in de geest van de tijd, zowel dat het kon gebeuren als dat er weinig aandacht aan geschonken werd.

Achterzijde van het bidprentje van Jac. Beurskens.

 

Het verblijfs- en bewaringskamp voor politieke delinquenten in Steyl vanaf 1946

In het voorjaar is aandacht besteed aan het verblijfs- en bewaringskamp dat na de bevrijding in Steyl werd ingericht voor politieke delinquenten, in de zwaar beschadigde drukkerij van het Missiehuis. Het gebouw zou na 1945 in gebruik blijven als kamp, zij het later onder een andere naam. Uit reacties is gebleken dat mensen ook geïnteresseerd zijn in dat vervolg.

De ingang van het kamp in Steyl (Marcel Dings).

Eind 1945 waren er verbeteringen aangebracht in de abominabele, mensonwaardige omstandigheden voor de honderden gedetineerden. Zo waren er 11 closetpotten, 2 urinoirs, 6 stopkranen en 2 wasbakken bijgeplaatst en tussenmuren gemaakt. De voedingskosten per gevangene per dag waren opgekrikt van 44 cent in 1945 naar 65½ cent in 1946. Ter vergelijking: aan de warme maaltijden voor het kamppersoneel mocht 75 cent per persoon per dag besteed worden. Verschil moest er blijven.

De gemiddelde aantallen gedetineerden per maand in Steyl (Bron: kampdossier in het Nationaal Archief).

De dwangarbeid had in 1945 127.809,28 gulden opgeleverd. De gevangenen hadden in de oogstvoorziening, in de huishouding en als puinruimers moeten werken. Het Thomas College, de Rijks HBS en andere Venlose instellingen huurden puinruimers uit Steyl in. Zo moest de Rijks HBS daar in 1945 en 1946 vergoedingen van 4.321,30 gulden respectievelijk 2.571,30 gulden voor betalen.

Het gebouw van de voormalige Venlose Rijks HBS, aan de Goltziusstraat had tijdens de bezetting behoorlijke oorlogsschade opgelopen (rijksmonumenten.nl).

In januari 1946 waren de vrouwelijke gedetineerden overgebracht naar andere kampen of vrijgelaten. Mannelijke bleven er tot en met oktober van dat jaar. De dwangarbeid voor hen werd gevarieerder. Ze werden ook tewerkgesteld als horlogemaker, kleermaker, kunstschilder, in garages en andere werkplaatsen. Met gemiddeld minder gedetineerden zou de opbrengst van de dwangarbeid in 1946 uitkomen op 132.524,44 gulden plus 211,25 gulden uit de verkoop van producten zoals schilderijen en poppen. Bijna 5.000 gulden meer dan in 1945. Maar bij lange na nog steeds niet genoeg om de kosten van het kamp te dekken en het Directoraat Generaal Bijzondere Rechtspleging moest 179.005 gulden bijlappen.

De gevangenen zelf werden overigens niet veel wijzer van hun gezwoeg. Een enkeling wist aan wat zakgeld te komen. Maar als dat bij visitatie werd gevonden, werd het verbeurd verklaard (in 1946 in totaal 46,39 gulden).

Dat de inkomsten uit dwangarbeid tegenvielen, had ook te maken met het aanhoudende administratieve gerommel. Op 1 februari 1946 was de kampleiding met onbepaald verlof en behoud van salaris naar huis gestuurd en vervangen, maar dat had niet geholpen. Het wemelde van de onjuiste boekingen, bij betalingen behorende facturen ontbraken, het kasboek was niet bijgehouden enzovoorts. Er was nauwelijks gekwalificeerd administratief personeel en de hoofdadministrateur zat langdurig thuis.

Het werd gaandeweg om allerlei redenen de hoogste tijd om Kamp Steyl te ontmantelen, en dat gold voor al die kampen. In het najaar van 1946 mochten tienduizenden ‘lichte gevallen’ naar huis. Zo verdwenen in oktober de mannelijke gedetineerden uit Steyl. In het Dagblad voor Noord-Limburg werd geen aandacht besteed aan het verblijfs- en bewaringskamp in Steyl, noch aan de oprichting, noch aan de opheffing.

Artikel in het Overijsselsch dagblad van 9 november 1946 (www.delpher.nl).

Toen de laatste gedetineerden waren vertrokken, in november 1946, verscheen in het Overijsselsch dagblad en enkele andere dagbladen wel een artikel over de berechting van ‘oorlogsmisdadigers’ in Steyl. Maar dát was een heel ander verhaal.

Lang stond de voormalige drukkerij van het Missiehuis niet leeg. Viereneenhalve maand, om precies te zijn. Gemeenten waren verantwoordelijk voor huisvesting en sociale voorzieningen, maar op ex-politieke delinquenten of de gezinnen van mensen die hun straf uitzaten zaten ze niet wachten. Sommige ‘landverraders’ konden nergens terecht en voor dat tijdelijke probleem werden doorgangshuizen ingericht. In Limburg kwamen er twee, in de Sint Benedictusabdij in het gehucht Mamelis bij Vaals en in het drukkerijgebouw in Steyl. Op 19 maart 1947 werd Kamp Steyl heropend als doorgangshuis, onder de naam De Hommel. De leiding kwam in handen van directeur Willems en diens echtgenote, afkomstig uit Zierikzee.

De Sint Benedictusabdij in Mamelis (Wikipedia).

Na een maand waren in De Hommel 20 volwassenen en 30 kinderen ingekwartierd, waaronder ook een aantal Venlonaren. Drie maanden later – half juli 1947 – was het aantal bewoners opgelopen tot 66 volwassenen en 70 kinderen. Deze mensen bezaten totaal niets meer – zo waren er geen pyjama’s en zaten de kinderen zonder enig speelgoed – en hadden de nodige problemen. Veel kinderen hadden het bijvoorbeeld lang zonder hun ouders moeten doen, wat de opvoeding niet ten goede was gekomen. De outcasts in De Hommel waren letterlijk van God los en besmettelijke ziektes lagen op de loer.

Een beperkt deel van de ruimschoots overschietende kampruimte werd verhuurd aan Polen die ook nergens terecht konden. Op 8 november 1947 stuurde de Katholieke Poolse vereniging in Venlo een vlammend protest naar De Hommel. De Polen waren op verzoek van Nederland gekomen en hadden gevochten voor Nederland. Het ging niet aan om ze te behandelen als collaborateurs. En het gaf ook geen pas dat ze afgezet en bedrogen werden wat betreft hun distributiebescheiden. Volgens de vereniging was het bovendien zelfs strafbaar om mensen op te zadelen met huuropslag als ze die niet konden betalen.

Aan de Poolse soldaten die geholpen hadden om Nederland te bevrijden, werd pas later aandacht besteed. In mei 1981 werd aan hen de tentoonstelling ‘Wij danken de Polen’ gewijd, in het voormalige huis van bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen in Amsterdam, in mei 1981 (Nationaal Archief, Marcel Antonisse, Anefo).

Op 22 november 1947 publiceerde het Limburgsch dagblad een protest-artikel over uitgestoten gezinnen in verpauperende doorgangshuizen. Kinderen uit doorgangshuizen werden bijvoorbeeld nagejouwd en met stenen bekogeld, zelfs terwijl hun sociale verzorgster hen begeleidde. De politie moest voorkomen dat opgeschoten jongelui voor de ingang van zo’n huis kabaal maakten. De verslaggever betoogde dat de doorgangshuizen de drempel naar de samenleving moesten zijn, ‘waardoor deze ontspoorden, toegerust met gezondere ideeën en bezield met goede voornemens, weer in de maatschappij terugkeren.’ Maar van zo’n terugkeer kwam zo helemaal niets terecht. Sommige gemeentebesturen hadden bovendien openlijk te kennen gegeven, zulke gezinnen ook niet eerder te helpen dan nadat alle anderen een behoorlijk onderdak hadden. En dat zou bij de heersende woningnood wel eens erg lang kunnen duren. Al die tijd moesten gezinnen in De Hommel het doen met één enkele kamer (grote gezinnen met twee kamers), waarvoor ze pensiongeld moesten betalen.

De kop boven het artikel in het Limburgsch dagblad van 22 november 1947 (www.delpher.nl).

De verarming, het maatschappelijk verval, de verbittering en de wanhoop in de doorgangshuizen namen in rap tempo toe. Helemaal schrijnend was de situatie van de – volkomen schuldeloze – kinderen van de ex-politieke delinquenten. Voor hen was er werkelijk geen enkele voorziening.

Overigens woonden ook nog steeds vijf Poolse gezinnen onder dezelfde omstandigheden in De Hommel, die bij gebrek aan gemeentesteun steeds dieper in de schuld kwamen.

Het mag dan ook niemand verbazen dat de stemming in het desolate doorgangshuis De Hommel begin 1948 gedeprimeerd was. Directeur Willems was kennelijk zijn oorspronkelijke motivatie kwijt en vroeg half maart 1948 om ontslag. Dat kreeg hij, maar niet nadat hij een schuldbekentenis had geschreven voor een kastekort van 1.750 gulden en voor eventuele financiële ‘lijken in de kast’. Aangenomen mag worden dat De Hommel omstreeks die tijd ook gesloten werd, maar wanneer precies? Het einde van een pijnlijke, mensonterende episode in Steyl was eindelijk daar. In april 1948 werd bekend dat de missiepaters hun machtige rotatiepers terug kregen uit Tsjecho-Slowakije. De drukkerij kon eindelijk in haar oude functie hersteld worden.

Van de voormalige gedetineerden werd weinig meer vernomen. Er viel ook niets positiefs te zeggen over het verblijf in dat vermaledijde oord. Nou ja, in 2012 schreef iemand op internet:

Mijn opa en oma zijn in kamp Steyl verliefd geworden op elkaar. Mijn opa was de grappenmaker van de barakken; mijn oma werd begluurd door de plaatselijke boer op de akkergrond waar ze te werk werd gesteld. Dankzij een opzettelijke werkpartnerruil begonnen ze samen aan een periode asperges steken in het veld, waar ze tot zonsondergang praatten, huilden, lachten, vergaten, vreesden en langzaam aan hun toekomst begonnen.

Oma kwam uit een arm, emotioneel verscheurd gezin. Ze ging aan de slag als zuster voorbij de Duitse grens. Opa’s Duitsgezinde vader was geen lieve man, en ‘stuurde’ mijn opa en zijn broer als transporteurs naar het Duitse leger. Opa en zijn broer liepen in de val bij de Slag om Stalingrad, waar hij de aanval overleefde en 5.000 km terugliep – door de ijzige sneeuw -, naar Duitsland. Hij was 21. 

Oma is al lang dood. Opa werd 92.

 

Jo van Daalen in Kamp Steyl!

Eind september 1945. Jarenlang was het VVV niet gelukt om te promoveren naar het hoogste niveau. Het was om gek van te worden. Ondanks meerdere kampioenschappen was de club in de tweede klasse blijven hangen, bijvoorbeeld door de Duitse inval.

Voorzitter Jo van Daalen met zijn mannen bij het kampioenschap in 1944 (collectie Gijs Nass). Voor de zoveelste keer was promotie uitgebleven.

Jo van Daalen had er alles aan gedaan. De KNVB had de VVV-voorzitter daar in 1938 voor bestraft met een schorsing van maar liefst tien jaar. Van Daalen en zijn voorganger Joep Delsing (toen voorzitter van de Limburgse voetbalbond) hadden de schijnheilige amateurbepalingen geschonden. Gelukkig voor VVV had Jo van Daalen al snel amnestie gekregen, na een pleitschrift van de hele VVV-selectie.

Jo van Daalen had in 1938 volksidool Beb Bakhuys ‘gekocht’, een stunt van jewelste (collectie Gijs Nass). Bakhuys – op de foto voor zijn eerste wedstrijd met VVV – zou VVV geheid op zijn eentje de eerste klasse ingeschoten hebben.

Op vrijdag 28 september 1945 kwam het Dagblad voor Noord-Limburg met een gelukzalig bericht voor de VVV-aanhang. De KNVB had een tweede Zuidelijke klasse ingesteld en daar was VVV in geplaatst. In plaats van feestvreugde beleefde de voetbalgekke VVV-voorzitter waarschijnlijk het grootste dieptepunt van zijn leven. Twee dagen eerder was hij gearresteerd en gevangen gezet in Kamp Steyl. Samen met ex-burgemeester Jo Zanders moest hij puin ruimen in Venlo. Wat was dat nou?

Tijdens de bezetting was Van Daalens florerende oliehandel stilgelegd. Vanaf 1 september 1945 kon hij de zaak eindelijk weer full speed laten draaien.

Advertentie in het Dagblad voor Noord-Limburg van 25 augustus 1945, waarin een veelbelovende herstart van Van Daalens oliehandel werd aangekondigd (www.delpher.nl).

Als prominente Venlose zakenman was hij zelfs benoemd tot tijdelijk beheerder van andere ondernemingen. Het was de bekendmaking van zo’n benoeming die hem had opgebroken. Er was een klacht uit Horst gekomen, dat Jo van Daalen zich tijdens de bezetting had ingekocht bij de busonderneming CV Vitesse Venlo. En deze onderneming had arbeiders vervoerd van en naar het Duitse vliegveld Fliegerhorst bij Venlo. Hulpverlening aan de vijand, luidde de aanklacht.

Als het dat was geweest, had men – bij wijze van spreken – de kamphekken van Steyl gewoon om Venlo heen kunnen zetten. In Venlo was namelijk geweldig verdiend aan de aanleg van het vliegveld.

Een restant van Fliegerhorst (Wikipedia). Ooit besloeg het complex in totaal 1.075 hectare, deels op Venloos grondgebied. Er liep een netwerk van wegen met een totale lengte van 48 kilometer tussen hangars, onderkomens, werkplaatsen, legeringsgebouwen voor officieren (met faciliteiten om te kunnen eten, baden, studeren en recreëren), voetbal- en tennisvelden.

Op 25 september had politiek rechercheur Jan Theelen de VVV-voorzitter naar Kamp Steyl gebracht. Het bericht van de arrestatie was ingeslagen als een bom. VVV’s erevoorzitter, Enfa-directeur Thei Buskes, spoedde zich naar het kamp. Hij hoorde de geëmotioneerde Jo van Daalen tegen kampcommandant Weekers roepen: ‘Ik ben schuldig of onschuldig. En als ik schuldig verklaard word, dan wens ik de kogel. Dan ben ik niet waard nog langer in de samenleving geduld te worden.’

Erevoorzitter Thei Buskes van VVV (op de foto rechts, knielend) had in 1911 deel uitgemaakt van het eerste VVV-elftal dat uitkwam in de competitie van de Nederlandse Voetbal Bond.

Van Daalen’s echtgenote was meteen opgekomen voor haar echtgenoot. Als leider van de Venlosche revue – die het hele land doortrok – had hij geholpen om 40.000 gulden bijeen te brengen voor de wederopbouw van Venlo. Zo iemand hoorde niet in Kamp Steyl. Bovendien had hij gezondheidsproblemen, schreef ze.

Jo van Daalen in 1945 te midden van de spelers van de Venlosche revue.

Zelf schreef Jo van Daalen drie dagen na zijn opsluiting in Kamp Steyl een fel verweer naar de Militaire Commissaris voor Noord-Limburg, majoor Receveur: ‘Als een misdadiger zit ik hier gevangen! (…) Terwijl U rustig in het gijzelaarskamp zat, vocht ik mee voor de vrijheid.’ Van Daalen wees er op dat hij tbc en tropenziekte onder de leden had gehad. Zijn gezondheidstoestand stond een verblijf in het kamp niet toe.

Als Militaire Commissaris was majoor Tijn Receveur in 1945 de machthebber in Noord-Limburg.

Als Van Daalen hulp aan de vijand had verleend, had burgemeester Bernard Berger dat volgens hem ook gedaan. De Ortskommandant van Venlo had eind 1940 geëist dat inwoners van Venlo en van dorpen in de omgeving opgaven welke ruimten zij beschikbaar konden stellen voor de inkwartiering van arbeiders voor het vliegveld. De burgemeester had per advertentie een oproep geplaatst. Als het aanbod onvoldoende was, zou overgegaan worden tot dwang-inkwartiering.

Oproep van burgemeester Berger in de Nieuwe Venlosche Courant van 13 december 1940 (www.delpher.nl).

In veel gevallen zou er volgens Van Daalen geen sprake zijn geweest van vrije wil van arbeiders. Wat had hij anders gedaan dan die mensen op een voor hen prettige manier naar de locatie brengen waar ze van hun burgemeesters moesten zijn? Anders hadden ze ingekwartierd moeten worden – wat de enorme onrust in Venlo nog eens vergroot zou hebben – of hadden ze per trein, per fiets of te voet heen en weer hebben moeten gaan. Dan hadden ze al ‘s nachts van huis moeten vertrekken en zouden ze laat terug zijn gekomen.

Dat verweer sneed hout. De Commissie van Advies inzake de politieke recherche beval op 30 september al weer tot onmiddellijke invrijheidstelling van Jo van Daalen, vijf dagen na de arrestatie. Maar de ironie van het lot had dus bepaald dat de VVV-voorzitter op het moment suprême voor VVV gevangen had gezeten. (Om onbekende redenen – drukte? – moest het overigens nog twee weken duren voordat hij het bewuste besluit uitgereikt kreeg.)

De voormalige illegaal werker Leo Oostdam was als politiek rechercheur belast met het onderzoek in de zaak-Van Daalen.

Jo van Daalen zou zich in 1946 nog wel voor een tribunaal moeten verantwoorden, maar voordien kreeg hij belangrijke steun. Zoals van Thei Buskes. In een gloedvolle verklaring noemde Buskes, die Van Daalen al meer dan 20 jaar kende, hem een buitengewoon sympathiek mens, een goed vaderlander en ‘verknocht toegenegen aan het vorstenhuis’. Van Daalen had zich herhaald en openlijk anti-Duits betoond. Zo had hij op een VVV-feestavond een minutenlange ovatie gekregen van een stampvolle zaal wegens gewaagde uitspraken (waarvoor hij zich daags erna prompt had moeten verantwoorden). Hij had geweigerd het VVV-veld af te staan voor een NSB-meeting en VVV had van hem niet tegen Duitse clubs mogen spelen. Een eerste klas Nederlander, zo stelde Thei Buskes.

 

Thei Buskes

Van Daalens kantoorbediende Gerard Duyf was in Velden plaatsvervangend duikhoofd geweest van de illegale onderduikersorganisatie LO. Van Daalen had dat geweten, zo verklaarde Duyf. De voormalige knokploegleider Hay ‘Lou’ Bouten, eveneens uit Velden, deed er op 7 november 1946 nog een schepje bovenop. Toen de Sicherheitsdienst op Bouten joeg, had hij zich pal achter het kantoor van Van Daalen verscholen. In die tijd had hij frequent gebruik mogen maken van de telefoon op dat kantoor. Daar had hij eveneens illegale documenten mogen verbergen en twee pistolen die gebruikt waren voor een aanslag op korpschef Couperus. Het kantoor was ook gebruikt als koeriersadres. Alles met medeweten van Jo van Daalen.

Hay ‘Lou’ Bouten was na de bevrijding betrokken bij belangrijke arrestaties. Hier bijvoorbeeld bij de arrestatie van de voormalige Limburgse NSB-leider graaf De Marchant et d’Ansembourg.

Kortom, er waren Venlonaren met minder verdiensten. Toch werd Jo van Daalen op 22 november 1946 door het Tribunaal Roermond veroordeeld tot een boete van 15.000 gulden. Dat vonnis werd echter vernietigd door de Hoge Autoriteit. Na drie zittingen van het Tribunaal Roermond werd in mei 1948 een boete van 10.000 gulden opgelegd. Van Daalen ging in beroep. Hij wees er op dat zijn oliehandel door de bezetter was stilgelegd, waarna hij andere bronnen van inkomsten had moeten zoeken. Hij had aan de bezetting niet verdiend. Tegenover zijn  aandeel van 9.400 gulden in de winst van de busonderneming stond een verlies van 33.500 gulden. Hij had hulp aan de illegaliteit en de burgerij verleend. Transporten waren nergens in Nederland vervolgd.

In zijn lange rekest van 7 juni 1948 raakte hij wederom gevoelige onderwerpen aan. Volgens hem had burgemeester Berger, ‘gedecoreerd wegens zijn uitstekende principiële houding gedurende de bezetting’, ervoor gezorgd dat er arbeiders naar Venlo waren gekomen, om op het vliegveld te werken. Een zeer groot aantal Venlose leveranciers aan het vliegveld was niet vervolgd. Wat was eigenlijk het verschil tussen 10.000 gulden aan cement of 10.000 gulden aan vervoer?

Op 22 juli 1948 werd de boete bepaald op 2.500 gulden. Daarmee eindigde een dossier, dat getuigde van ongelijke behandeling. Als de voor VVV en Venlo zeer verdienstelijke Jo van Daalen een boete kreeg, had een groot deel van de Venlose middenstand en andere leveranciers ook een boete moeten krijgen. Het sloeg werkelijk nergens op. En die opsluiting in Kamp Steyl al helemaal niet.

Een ongebroken Jo van Daalen (tweede van links) pakte zijn VVV-voorzitterschap weer met onverminderd enthousiasme op. Hier bij een huldiging in 1947 (collectie Gijs Nass).

Jo van Daalen in 1950 (Gemeentearchief Venlo).

Het Dagblad voor Noord-Limburg besteedde veel aandacht aan de kwestie van de politieke delinquenten en de daarvoor ingerichte kampen, maar opvallend genoeg geen enkele aandacht aan het meest nabijgelegen kamp, dat in Steyl. Al in mei ging een journalist van de krant naar het Westen, om daar een kijkje te nemen in een kamp in Amsterdam.

Fragment uit voorpagina-artikel van het Dagblad voor Noord-Limburg van 30 mei 1945 (www.delpher.nl).

Op 18 juli 1945 publiceerde de krant wel een veelzeggend bericht, onder de kop ‘Geen “sanatorium” voor politieke gevangenen’. Chef Staf generaal mr. Hendrik Kruls had een uniforme regeling voor de voeding van politieke gevangenen afgekondigd. Het weekrantsoen voor een gevangene bestond uit 7 liter warme maaltijd, 2.100 gram brood of 1.575 gram biscuits, 50 gram margarine of 40 gram vet en 50 gram 20-plus kaas:

‘Dit is het minimum rantsoen, dat volgens medische instructies toelaatbaar is, en men ziet hier dan ook wel uit, dat er van een “vertroeteling” dezer gevangenen geen sprake is. Een kleiner rantsoen bleek niet verantwoord.’

De dwangarbeiders, zoals puinruimers, kregen een toeslag van 3,5 liter warme maaltijd.

Generaal mr. Hendrik Johan Kruls in 1946 (Wikipedia). De tijdelijk zeer machtige Kruls gold als een goed organisator, maar was tevens een hardliner die conflicten bepaald niet uit de weg ging.

Uit het dossier bij het Nationaal Archief blijkt dat in Kamp Steyl ook een financiële norm werd gehanteerd. Aanvankelijk kregen de gevangenen per dag voor bijna 50 cent aan voedsel, welk bedrag in 1946 werd opgekrikt tot 65 ½  cent. Letterlijk nog steeds geen vetpot, wat ook blijkt uit het feit dat de kampkok – met de karakteristieke naam Meelkop – 75 cent mocht besteden aan alleen een warme maaltijd voor het personeel.

Commandant van Kamp Steyl was Venlonaar Baer Weekers. Over hem is nog weinig bekend, maar des te meer over zijn plaatsvervanger Wim Jacobs. Die had tijdens de bezetting op Goltziusstraat 41 gewoond, naast de verzetscentrale van Venlo, bij het gezin Ex. Jacobs was volop betrokken geweest bij het illegale werk. Hij en zijn echtgenote waren eind september 1944 gearresteerd door korpschef Couperus en de beruchte SD’ers Nitsch en Ströbel, in verband met de vondst van een illegale zender en wapens op Goltziusstraat 41. Door omstandigheden was het echtpaar Jacobs vervolgens ontkomen aan een zware straf.

Fragmenten uit het arrestantenboekje van de Venlose politie op 26 en 27 september 1944 met de vermeldingen van de arrestaties van het echtpaar Jacobs-Elsenberg (met dank aan John Decker).

Wim Jacobs, voorheen huisschilder, had aan zijn illegale werk dus de baan overgehouden van plaatsvervangend kampcommandant in Steyl. Hij kwam er al gauw achter dat de verachting jegens de gedetineerden grenzeloos was. Die moesten hun schrale kostje eten uit borden die gemaakt waren uit oude benzineblikken. Er waren in allerijl 600 van die borden opgehaald bij de Saval Apparatenfabriek in Princenhage. Die borden bleken niet alleen naar benzine te stinken, maar het eten smaakte daar ook naar. Dus permitteerde Jacobs zich op 21 juli 1945, in combinatie met de bestelling van tien brandblusapparaten bij Saval, de vraag hoe hij dat probleem kon oplossen.

De brief van kampcommandant Jacobs werd gepubliceerd in de Bredasche courant van 3 augustus 1945 (www.delpher.nl).

Blijkbaar was de concurrentiepositie van Saval zo groot, dat men het zich kon permitteren om een goede klant te schofferen. In een brief van 26 juli kreeg Jacobs van onder uit de zak.

Saval Apparatenfabriek in Princenhage.

‘Mijnheer, Uw schrijven dd. 21 dezer kwam in ons bezit en wij deelen U naar aanleiding daarvan mede dat bedoelde borden gemaakt worden van ledige benzineblikken en wel op initiatief van The Salvage Department of the Allied Forces. Deze instelling is van meening dat in dezen tijd van materiaalschaarschte niets verloren mag gaan.
Wij hebben reeds vele honderdduizenden van deze borden voor Engelsche, Canadeesche en Poolsche soldaten gemaakt, die niet alleen het Herrenvolk uit ons land konden vagen, doch tevens ook nog zoo handig bleken te zijn de nauwelijks merkbare olielucht van bedoelde borden te kunnen verwijderen; tenminste wij hebben hierover nooit een enkele klacht gehoord.
Wij willen hiermede niet zeggen dat het niet beter zou zijn deze borden van nieuw blik te maken, doch U hebt misschien reeds gehoord dat die goede, dappere Duitschers, die ons gedurende 5 jaren zoo trouw beschermd hebben en zelfs zoo dapper voor ons en voor gansch Europa hebben gevochten, als vergoeding voor hunne bewezen diensten het een en ander hebben medegenomen, waaronder ook blik, zoodat zelfs onze conservenindustrie geen blik heeft voor de conserveering van onze levensmiddelen.
Wij hooren de ervaringen die Jan en alleman opdoet als hij in contact komt met onze nieuwe bestuursfunctionnarissen en gezagsdragers, en ook de couranten weten rare verhalen over toestanden in ons dierbaar vaderland te vertellen. Wij hebben hier altijd vrij sceptisch tegenover gestaan. Uw brief heeft onze meening wel eenigszins gewijzigd en wij moeten U dan ook eerlijk bekennen dat, om het zoo maar eens te zeggen, hét wel “eenigszins boven ons petje gaat” dat borden welke goed genoeg zijn voor Engelsche, Canadeesche en Poolsche soldaten en tienduizenden Nederlandsche burgers van elken stand, te slecht zijn voor de aan UEd. toevertrouwde logé’s.
Wij hebben wel eens hooren zeggen dat men ons noemt de Chineezen van Europa. Wij willen dit niet onderschrijven, maar er zullen er zeker zijn die het zullen gelooven na kennisname van Uw schrijven. Gezien de liefderijke zorgen, waarmede U Uw protégè’s omringt, zouden wij U willen aanraden ons bedoelde bordjes terug te zenden. Wij kunnen op onze beurt dan weer andere menschen, die meer nuchter tegen het leven aankijken en zich beter aan de tijdsomstandigheden hebben aangepast, van dienst zijn. Uw schrijven zullen wij een goede plaats in ons archief inruimen als een historisch document over verworden tijden en een mentaliteit van de toen heerschende functionnarissen. Uwe bestelling op 10 brandbluschapparaten zullen wij gaarne uitvoeren, na ontvangst van Bewijs van Overdracht voor 72 k.g. walserij producten Gr. nr. V. Soortnummer 3.

Hoogachtend’

Ogen van nu zien een ronduit onbeschofte brief, maar de toen heersende opvattingen over politieke delinquenten – berecht en veroordeeld, of niet – maakten zo’n reactie blijkbaar aanvaardbaar. Kostelijk, vond de bekende (sport)journalist Joris van den Bergh zelfs. Hij was het, die de briefwisseling publiceerde in de Bredasche courant van 3 augustus 1945:

‘Aangezien wij van meening zijn dat humor en satyre ‘n te kostelijk goed vormen om zonder meer in het archief van ‘n fabriek te worden opgeborgen, hebben wij — vol stiekeme binnenpret — onze ruimte gaarne beschikbaar gesteld voor de historische correspondentie van Saval’s Apparatenfabriek.’

Joris van den Bergh in 1952 (Wikipedia). De titel van zijn boek ‘Mysterieuze krachten in de sport’ is een staande uitdrukking geworden in de Nederlandse sportjournalistiek. Veel latere sportjournalisten beschouwden Van den Bergh als de grondlegger van hun vak.

Toch had Jacobs alleen maar een advies gevraagd. Hij ontving ‘humor en satire’.

 

 

Erger dan Duits?

De meeste gevangenen in Kamp Steyl werden daar afgeleverd door de politieke recherche. De  Politieke Opsporingsdienst (POD) – later Politieke Recherche Afdeling (PRA) geheten – voor Noord-Limburg arresteerde de aangeklaagden en bereidde hun berechting voor.

De Politieke Recherche Afdeling voor Noord-Limburg. Zittend van links naar rechts rechercheur Jan Theelen, Trees Canjels (typiste), inspecteur Harry Pollaert (hoofd), rijksrechercheur Zuurveld en Lenie Trienekens (typiste). Direct daarachter Karel van Dreumel, rechercheur Theo Peters, rechercheur Leo Oostdam, NN (chauffeur), Harry Bovendeerd, rechercheur Rooyakkers, Jacobs en Wiel Aus dem Kamen. Op de achterste rij Sef Bergmans, rechercheur Leenders, Gerard van den Broek, rechercheur Konings en Tilmans.

De voormalige Veldense verzetsman Jan Theelen was rayonchef van de POD/PRA voor Venlo: Na de bevrijding ben ik onmiddellijk bij de politieke recherche ingedeeld. Door mijn ondergronds werk wist ik ontzettend veel over het gedrag van veel Duitsers en landgenoten, maar het was toch ontzettend moeilijk om objectief te oordelen over mensen, die wel of niet strafbaar waren of gezuiverd moesten worden. Eigenlijk was ‘t politiewerk als verzetsman makkelijker. Ik weet, dat er hier en daar grote fouten zijn gemaakt, maar om vlak na de oorlog het onkruid van het tarwe te scheiden was zeer moeilijk voor iedereen die daar bij betrokken was.

Het Duitse gezin Franken-Thissen in Velden. Hermann Franken kwam ook in Kamp Steyl terecht, maar kreeg de steun van velen, zoals kapelaan Lei Breuren, Jan Theelen en voormalige illegale werkers in Velden. Tot berechting van de omstreden Franken zou het niet komen. Het gezin werd later uitgewezen.

Wie betrokken raakte bij de behandeling van politieke delinquenten kon zich niet onttrekken aan mededogen voor veel ongelukkigen. Kampcommandant Baer Weekers uit de Van Schelbergenstraat in Venlo: Van de eerste dag af had ik spijt, dat ik die baan had aangenomen. Het was en bleef steeds moeilijk om vast te stellen, wie daar thuishoorden of niet. (…) Ik heb echt veel in de uitoefening van die baan geleden en ik denk dat ik de herinnering aan Steyl wel nooit helemaal kwijt zal raken.

Bewakers en ander personeel van het bewarings- en verblijfskamp in Steyl (bron: Marcel Dings). Van links naar rechts Smeets (?), Ambaum, Feyen (bewaker), Cruysberg, Engelen (bewaker), Stoffels, Wilbers, Janssen (bewaker), Van Abcoude (hoofd administratie), Bloemers, Elias, Kreykamp (bij-kok), Beurskens, Thijssen en Peters.

De gevangenen moesten overigens zelf de kosten voor het kamp bijeenbrengen. Ze werden ingezet in de ‘oogstvoorziening’, in huishoudingen (vrouwen) of bij het puin ruimen (mannen). De inkomsten vielen aanvankelijk tegen omdat veel gedetineerden bij gebrek aan schoenen en kleding geen buitenwerk konden verrichten. De dwangarbeid zou in 1945 in totaal 127.809,28 gulden opgeleverd hebben, maar dat was volgens de accountants volstrekt niet te controleren. De kampadministratie was een volstrekte puinhoop en er waren onregelmatigheden gesignaleerd. Zo waren distributiepapieren en tabaksbonnen van de gedetineerden verdwenen.

Tabak was de eerste tijd na de bevrijding zowel een zeer gewild als schaars artikel, getuige een bericht op de voorpagina van de Nieuwe Venlosche Courant van 12 juli 1945 (www.delpher.nl).

Van de inkomsten moesten ook de salariskosten van het kamppersoneel betaald worden, die in 1945 in totaal 33.000 gulden bedroegen. De organisatie bestond uit een kampcommandant, een adjunct, 3 chauffeurs, circa 20 binnenbewakers, 6 personen in de ‘inwendige dienst’ (bijvoorbeeld de keuken), 5 administratieve krachten en 7 parttime geestelijken, artsen en verplegend personeel. Tussen de 40 en 45 medewerkers dus en dan waren er nog de leden van de Bijzondere Stoottroepen, die de gevangenen buiten het kamp bewaakten.

Pierre Amendt: ‘Mijn vader was bewaker in Kamp Steyl. Zelf heeft hij de gevangenen altijd netjes behandeld, behalve de landverraders die waren niet veilig bij hem. Mijn vader was een goed mens, hij is bewaker geworden puur om de landverraders te straffen.’

De bewakerspas van Pierre Amendt senior (met dank aan Pierre Amendt junior). Een bewaker in Kamp Steyl verdiende tussen de 150 en 175 gulden per maand.

Wie die landverraders waren, moest nog bij een proces uitgemaakt worden, maar berechting bleef lang uit. Daardoor kwamen veel gevangenen zowel fysiek als psychisch in problemen. Zoals de Blerickse fotograaf Joseph Strijbosch. Op 26 april werd een Floddergats-blog aan deze kundige fotograaf gewijd. Ook Strijbosch werd ingesloten. Pas na een dringend advies van kamparts Versteeg kreeg Strijbosch na acht maanden huisarrest, medio december 1945.

De in Duitsland geboren Joseph Strijbosch was vanaf 1933 lid van de NSB en aanverwante organisaties geweest, maar er kwamen ook steunbetuigingen wegens humane hulp aan Nederlandse en buitenlandse gevangenen in Kevelaer (archief Jo Strijbosch).

Toen moest hij nog tot 19 september 1946 wachten op zijn proces. Bij die gelegenheid werd een belangrijke beschuldiging zonder bewijs aangenomen. Dat ging om de plaatsing van een advertentie in de Nieuwe Venlosche Courant, waarmee lid-begunstigers voor de Germaanse SS werden opgeroepen zich te melden bij de ‘kernleider’, op het adres van Joseph Strijbosch. De fotograaf bezwoer dat hij niets van de advertentie wist en geen functie bekleed had binnen de beweging. Zijn verweer vond gehoor en de uitspraak werd dertien maanden later vernietigd. Bij een nieuw proces werd de boete van 4.000 gulden teruggebracht tot 1.000 gulden. Intussen was het leven van de bijna 70-jarige Strijbosch en zijn (onschuldige) echtgenote een hel geweest.

De gewraakte advertentie in de Nieuwe Venlosche Courant van 7 januari 1944 (www.delpher.nl)

Lichte gevallen als Joseph Strijbosch werden geruïneerd door hun gevangenschap, terwijl huisarrest in zulke gevallen volstaan zou hebben. Maar politieke gevangenen mochten aanvankelijk onbeperkt in voorarrest gehouden worden en, eenmaal gevangen gezet, was verweer lastig. Minister Beel van Binnenlandse Zaken verordonneerde namelijk geheimhouding. Politieke delinquenten en  hun advocaten kregen geen inzage in de aanklachten tegen hen en in de behandeling daarvan. Alles – dus ook de namen van de aanklagers – viel onder die geheimhouding.

De brief van minister Beel werd geciteerd in het Limburgsch Dagblad van 19 september 1945 (www.delpher.nl).

Dat was een onbegrijpelijke, kwalijke belemmering van een rechtvaardige rechtsgang. ‘Erger dan Duits’, fulmineerde mr. Robert van Oppen, een prominent jurist in Heerlen (later deken van de orde van advocaten in zijn regio), medio september 1945 in het Limburgs Dagblad over het betreffende ministeriële besluit.

Minister Louis Beel van Binnenlandse Zaken, later minister-president (Wikipedia).

Reageren? Stuur Gerrit van der Vorst een e-mail: gp.vandervorst@xs4all.nl